Een advocaat treedt soms in een andere hoedanigheid op, bijvoorbeeld als curator, mediator of onafhankelijk feitenonderzoeker. Het optreden in een andere rol dan die van advocaat heeft een aantal gevolgen, onder andere op het gebied van het verschoningsrecht.
Volgens gedragsregel 9 moet de advocaat er in zulke gevallen voor zorgen dat er bij zijn cliënt en derden geen misverstand bestaat over de hoedanigheid waarin hij werkt. Dat vereist een actieve houding; het kenbaar maken van de hoedanigheid kan bijvoorbeeld in de opdrachtbevestiging. In de praktijk gebeurt dat niet altijd, zo blijkt volgens de NOvA uit recente tuchtrechtspraak.
Geen verplichting
Onduidelijkheid over de rol waarin wordt opgetreden bij het verrichten van feitenonderzoek was voor de NOvA aanleiding om de regelgeving onder de loep te nemen. Aanvankelijk was het plan om in de Verordening op de advocatuur (Voda) een verplichting op te nemen die voorschrijft dat advocaten actief te kennen moeten geven in welke hoedanigheid zij werkzaamheden verrichten.
Maar daar is van afgezien; voor het overhevelen van een gedragsregel naar de Voda is een meer integrale benadering vereist, waarbij ook andere gedragsregels moeten worden betrokken. In plaats van een verplichting heeft de algemene raad van de NOvA er nu voor gekozen om de toelichting op de gedragsregel 9 te wijzigen in de hoop de rolzuiverheid te bevorderen.
Feitenonderzoek
In de gewijzigde toelichting is een passage gewijd aan feitenonderzoek dat door advocaten wordt gedaan. De NOvA heeft hiervoor een model ontwikkeld waarmee derden worden geïnformeerd over de rol van de advocaat. Over de ontwikkeling van het model is overlegd met de praktijk.