Er moet geen externe vorm van toezicht komen op de advocatuur. De onafhankelijkheid van de advocaat verzet zich daartegen. Wel moet er veel verbeterd worden. Het huidige systeem is volstrekt uit de tijd en is ondoorzichtig. Zo moet de rol van de lokale dekens bij het toezicht op de advocatuur sterk worden uitgebreid. Om dat efficiënter dan nu te laten verlopen zou wel het aantal dekens tot maximaal acht (nu negentien) moeten worden teruggebracht. Er moet er een ‘wijze persoon’ komen, die als onafhankelijke derde namens de Staat en de maatschappij toezicht houdt op de kwaliteit van het toezichtsysteem binnen de advocatuur.
Dit zijn enkele van de aanbevelingen uit het rapport “Het bestaande is geen alternatief” dat vanochtend is gepresenteerd door een commissie onder leiding van Arthur Docters van Leeuwen. Opvallendste conclusie is dat Docters zich keert tegen de roep om een onafhankelijke buitenstaander die net als bijvoorbeeld binnen notariaat en accountancy van buitenaf toezicht houdt op de advocatuur. Begin vorige maand nog stuurde minister Hirsch Ballin een stevige brief hierover naar de Tweede Kamer waarin hij duidelijk maakte dat er haast moest worden gemaakt met de invoering van een externe vorm van toezicht.
Wijze persoon
Docters heeft dit nu vertaald door de introductie van de ‘wijze persoon’. Deze figuur, geen ombudsman maar rapporteur, behandelt geen individuele klachten, maar kijkt naar de kwaliteit van het toezicht en de klachtafhandeling en schenkt bijzondere aandacht aan transparantie en toegankelijkheid. Deze persoon wordt benoemd voor een periode van zes jaar, wordt bijgestaan door maximaal twee andere mensen en rapporteert eens per jaar ion het openbaar. De samenleving zou ook meer moeten woren vertegenwoordigd door leken (niet togadragers) toe te laten tot de Raden van toezicht en het Hof van Discipline.
De rol van de lokale deken moet sterk worden verbeterd. De deken moet minder broederlijk zijn, en dient meer op te treden als strenge bovenmeester, aldus de woorden van Docters. De deken moet zelfstandig sancties kunnen opleggen als waarschuwingen, berispingen, boetes en eventueel schorsingen. De deken moet ook meer proactief worden: elk kantoor zou eens per drie jaar moeten worden bezocht. Daarbij is niet alleen de individuele advocaat onderwerp van onderzoek, maar zou ook gekeken moeten worden naar de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In extreme gevallen zou de lokale deken ook de mogelijkheid moeten hebben een kantoor als geheel stil te leggen.
Minder dekens
Docters is onverwacht (en ongevraagd) helder als het gaat om de vraag hoe dit alles in de praktijk moet worden gerealiseerd. Met zijn advies het aantal dekens terug te brengen loopt hij ver vooruit op eventuele conclusies die de commissie Huydecoper dit najaar gaat trekken over de bestuurlijke organisatie van de Advocatenorde. Zo vindt Docters dat niet alleen het aantal dekens moet worden verminderd (Hij zegt hierover: “Ik was stomverbaasd te merken dat er niet één, maar twintig Ordes zijn”) maar dat ook het College van Afgevaardigden (het parlement van de Orde) niet alleen veel te groot is, maar ook niet op een juiste (evenredige) wijze is samengesteld.
Docters pleit voor de invoering van een beroepscertificaat voor alle advocaten. Wanneer een advocaat niet voldoet aan zijn verplichtingen, kan dit certificaat worden ingetrokken. Verder moet het arsenaal aan maatregelen uitgebreid worden met een boete, met name voor het niet nakomen van administratieve verplichtingen
Ook is er aandacht voor voorlichting, opleiding en verinnerlijking van de normen op het gebied van toezicht. Vandaar het advies om de normenbundel met betrekking tot integriteit te versterken en advocaten te verplichten cursussen met betrekking tot integriteit te volgen. Ook de dekens moeten beter worden opgeleid. Er zouden in dat verband professionele meerdaagse cursussen voor dekens moeten komen waardoor ze beter worden opgeleid voor hun roil als toezichthouder.
Opheffing derdengeld
Docters komt met in totaal 23 aanbevelingen, groot en klein door elkaar. Nog een greep: alle advocaten moeten aangesloten zijn bij de geschillenregeling van de Consumentenbond. Veel klachten zijn namelijk geen tuchtklanten maar geschillen over geld. Dit is geen zaak voor de tuchtrechter. Alle advocatenklantoren moeten een eigen klachtregeling hebben die vooruit loopt op het voorleggen van een klacht aan bijvoorbeeld een externe klachtencommissie. De duizenden stichtingen derdengelden moeten worden opgeheven. In plaats daarvan moet er een landelijke stichting komen waarbij alle advocatenkantoren rekeninghouder zijn.
Tenslotte pleit Docters voor reflctie op de vraag wat een advocaat nu eigenlijk is: ‘Last but not least’ vraag ik aandacht voor de inhoud van de functie van advocaat. Wanneer is een advocaat een advocaat? Is iemand die zich twintig jaar geleden heeft laten inschrijven op het tableau, die nu alleen maar adviezen geeft en nooit meer een rechtszaal van binnen ziet, nog een advocaat? Of is hij een ‘gewoon’ juridisch adviseur, die ‘schuilt’ onder de paraplu van geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht? Behoort hij nog aanspraak te kunnen maken op alle rechten en plichten van een advocaat? De functie van advocaat zou veel beter vormgegeven moeten worden.”