De verdenking van de twee aangehouden verdachten is gebaseerd op verklaringen van getuigen in combinatie met opgenomen camerabeelden. Beide verdachten zouden gedurende die avond in totaal drie slachtoffers tegen het hoofd hebben geschopt, waaronder het overleden Nederlandse slachtoffer. Het Openbaar Ministerie zal door middel van verder onderzoek moeten achterhalen welke van deze twee personen de dodelijke klap of schop heeft toegebracht. Dit betekent echter niet dat de overige aanwezige personen geen strafrechtelijk verwijt te maken valt. Afhankelijk van de door het OM te kiezen route kunnen deze overige personen ook strafrechtelijk vervolgd worden.
Openlijke geweldpleging
Een lid van een groep kan ook veroordeeld worden zonder dat hij of zij geweld heeft gebruikt op grond van art. 141 Sr: openlijke geweldpleging. Openlijke geweldpleging is het openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen. Het bestandsdeel ‘in vereniging’ maakt dat een persoon strafbaar is indien hij opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld en er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle participanten. Een ieder moet een (intellectuele en/of materiële) bijdrage van voldoende gewicht aan het gepleegde geweld hebben geleverd. Daadwerkelijke gewelddadige handelingen zijn dus niet vereist (zoals dat bij mishandeling, art. 300 Sr, wel vereist is). Anderzijds is de enkele aanwezigheid van de persoon bij de openlijke geweldpleging niet voldoende. Strafrechtelijke aansprakelijkheid zweeft dus tussen deze twee grenzen, waarin bijvoorbeeld het aanmoedigen van gewelddadige handelingen of ophitsend gejoel wél voldoende kunnen zijn voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. In het geval van strafrechtelijke aansprakelijkheid, is de persoon óók aansprakelijk voor het niet door hem gepleegde geweld.
Medeplegen of medeplichtigheid aan doodslag
De twee al aangehouden verdachten hangt zoals gezegd (medeplegen van) doodslag boven het hoofd. Indien het OM deze route doorzet ten aanzien van deze twee verdachten, is het wel de vraag in hoeverre de overige personen van de vriendengroep een strafrechtelijk verwijt te maken valt indien zij geen geweld hebben gebruikt. In het geval er door de overige personen die tot deze vriendengroep horen, ook geslagen en/of geschopt hebben (tegen het hoofd), is het misschien mogelijk deze overige personen te vervolgen wegens het medeplegen van of medeplichtigheid aan doodslag. Het medeplegen ziet op een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit. Daarbij dient sprake te zijn van een zogenoemd ‘dubbel’ opzet dat bestaat uit wilsgerichtheid, zowel op het tot stand brengen van het strafbaar feit als op de samenwerking met de andere dader of daders. Deze samenwerking bestaat uit geleverde rechtstreekse en substantiële bijdragen aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen van doodslag. In dit geval is het eventueel mogelijk bewijs te vinden voor het bestandsdeel ‘opzet’, zij het in de voorwaardelijke variant. De overige personen zouden dan de aanmerkelijke kans moeten hebben aanvaard dat een bepaald gevolg zal intreden, in dit geval de dood, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Indien het OM bewijs weet te vinden dat deze overige personen bijvoorbeeld zelf tegen het hoofd van het slachtoffer hebben getrapt (veelvuldig of nadat er al eerder een aantal keer tegen het hoofd van het slachtoffer werd getrapt), is dat een gedraging welke naar de uiterlijke verschijningsvorm een aanvaarding kan zijn van de aanmerkelijke kans dat de dood als gevolg hiervan zal intreden. Mocht de rechtbank beslissen dat (voorwaardelijk) opzet op de dood niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, bijvoorbeeld omdat de overige personen van de vriendengroep louter in de beginfase van het geweld een eenmalige klap hebben uitgedeeld alvorens het slachtoffer op de grond lag en daarbij tegen het hoofd werd geschopt, kan het alsnog zo zijn dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat deze overige personen wél (voorwaardelijk) opzet hadden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met de dood als gevolg.
Het is zoals gezegd wachten op de route welke door het OM genomen zal worden. Veel zal afhangen van de overdracht van de Spaanse autoriteiten en al het mogelijke bewijs dat voorhanden is. Wat in ieder geval wél vaststaat is dat deze zaak een juridisch interessant proces en uitspraak zal gaan opleveren.