De zo’n 70 aanwezigen bestonden uit een heel stel academici (zaten vooral voorin de zaal) en een rits studenten (zaten vooral achterin). Buiten cirkelden meeuwen rond in natte sneeuwbuien, maar die grauwheid werd binnen gecompenseerd door het warme geel op de lambrisering in de Leidse Lorentzzaal.
5/12/15, onthoud die dag
Silvis hamerde op het belang van de datum 15 december 2015: ‘Die datum is essentieel voor wie de rechterlijke dialoog wil begrijpen.’ Reden één. Op 15 december 2015 is in Rusland een wet aangenomen die het mogelijk maakt om het Russische constitutionele Hof een oordeel te laten geven over de vraag of het implementeren van bepaalde uitspraken van het EHRM wel grondwettelijk is. Volgens Silvis duidelijk het resultaat van een ‘strijd om supramacy’ – om wie het laatste woord heeft.
Achtergrond van deze wet? Die heeft te maken met een andere zaak die in 2005 speelde. Een gescheiden meneer zou vader worden van een derde kind, voor wie hij graag ouderschapsverlof wilde. Dat kreeg hij niet in Rusland, want daar is ouderschapsverlof alleen voor moeders, niet voor vaders, zo oordeelde het Russische constitutionele hof. Het EHRM maakte hier korte metten mee: dit was discriminatie op grond van geslacht. Die EHRM-uitspraak werd als beledigend ervaren in Rusland, als een inbreuk op de Russische cultuur. Waar vroeger het EHRM het laatste woord had over dit soort zaken, mag dankzij de nieuwe wet het Russische constitutionele hof nu dus beoordelen of effect geven aan zo’n EHRM-uitspraak wel in overeenstemming is met de Russische grondwet.
‘Laten we het erop houden dat ik gelijk heb’
Reden twee. Het Duitse constitutionele hof, het Bundesverfassungsgericht, deed op 15 december 2015 een uitspraak over zijn eigen relatie met die van het EHRM en het HvJEU. ‘De Solange III-zaak’, aldus Silvis. In de zaken Solange I en Solange II had het Bundesverfassungsgericht bepaald dat het niet overgaat tot kijken of EU-maatregelen in overeenstemming zijn met de Duitse grondwet, zo lang als (‘solange’) de EU even veel bescherming aan fundamentele rechten biedt als Duitsland.
In de zaak Solange III draaide het om een Europees aanhoudingsbevel door Italië aan Duitsland. Duitsland weigerde de crimineel in kwestie uit te leveren om constitutionele redenen. Dit zou heel goed een schending van EU-recht kunnen opleveren, gezien de zaak Melloni, waarin het HvJEU in een soortgelijk geval oordeelde dat fundamentele rechten minder belangrijk waren dan een efficiënte uitvoering van het Europese aanhoudingsbevel-recht. Maar het Bundesverfassungsgericht meldde doodleuk in zijn uitspraak van 15 december dat het ervan uitging dat zijn beslissing in overeenstemming is met de rechtspraak van zowel het EHRM als het HvJEU.
Het EHRM gaat er volgens de Bosphorus-doctrine op zijn beurt vanuit dat de EU een even goede bescherming biedt aan mensenrechten als het EHRM zelf. En het HvJEU vond in de beroemde zaak Kadi dat fundamentele rechten gewaarborgd moesten blijven, zelfs als de EU maatregelen van de Verenigde Naties tegen verdachten van terroristen moet uitvoeren.
Dialoog?
Hoewel Silvis zijn lezing begonnen was met verschillende definities van het woord ‘dialoog’, kwam hij hier helaas niet op terug. Een echte duiding ontbrak dan ook, terwijl iedereen zich toch kan afvragen in hoeverre de door hem geschetste strijd om supremacy nu in termen van een dialoog kan worden gevat. Hij meldde wel nog dat hij maandag met zijn collega’s van het EHRM een informeel overleg zou voeren met de rechters van het HvJEU en noemde dat ‘heel waardevol’.