Wet biedt weinig rechtsbescherming bij uithuisplaatsing kinderen

Gebrek aan rechtsbescherming vormt het belangrijkste knelpunt voor burgers die te maken krijgen met een uithuisplaatsing, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden.

Delen:

Kinderloos-593b4542
beeld: Depositphotos

Tussen 2015 en 2020 werden 1115 kinderen van gedupeerden van de Toeslagenaffaire uit huis geplaatst, bleek in oktober van vorig jaar uit cijfers van het CBS. Aan de kinderrechters lag dat niet, reageerde de Raad voor de rechtspraak destijds. Er waren op dat moment “geen redenen om aan te nemen dat de toets door de kinderrechter in deze dossiers niet zorgvuldig is gedaan”.

Knelpunten

Maar als uit de Kinderopvangtoeslagenaffaire één ding duidelijk is geworden, is het dat onzorgvuldige wetgeving rampzalig kan uitpakken, zelfs als er gewoon een rechter aan te pas komt. De wettelijke basis voor uithuisplaatsing is daar een voorbeeld van. Dat tonen onderzoekers van de Universiteit Leiden aan (faculteiten der Rechtsgeleerdheid en Sociale Wetenschappen).

Zij onderzochten in opdracht van de Tweede Kamer en Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) “de huidige stand van zaken als het gaat om wetenschappelijke kennis die betrekking heeft op knelpunten bij uithuisplaatsingen”, resulterend in een factsheet. Daaruit wordt onder meer duidelijk dat de rechtsbescherming tegen een beslissing tot uithuisplaatsing vrij zwak is.

Rechtsgrond

Zo is er de nodige kritiek op de rechtsgrond voor uithuisplaatsing. Die grond is vastgelegd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW): de kinderrechter kan gecertificeerde instellingen machtigen tot uithuisplaatsing, “indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid”.

Bij het verzoek hoeft de instelling niet te melden welk doel wordt beoogd met de uithuisplaatsing. “Dat maakt dat kinderrechters moeilijk kunnen toetsen of aan het vereiste noodzakelijkheidscriterium is voldaan”, stellen de onderzoekers. Daarnaast maakt de rechtsgrond niet duidelijk dat de uithuisplaatsing moet geschieden vanwege de wijze waarop ouders invulling geven aan de opvoeding van de minderjarige. Hierdoor laat de wet toe dat kinderen uit huis kunnen worden geplaatst vanwege andere redenen dan de opvoeding, zoals financiële problemen van de ouder(s). Zelfs als die (wat in de Toeslagenaffaire het geval was) buiten hun toedoen zijn ontstaan.

Rol kinderrechters

Doordat de wet zo weinig garanties biedt, is er een extra verantwoordelijkheid voor de kinderrechter om te toetsen of de maatregel voldoet aan de (inter)nationale wet- en regelgeving. Maar de Raad voor de Kinderbescherming motiveert in meer dan veertig procent van de zaken niet waarom minder verstrekkende maatregelen niet afdoende zouden zijn (subsidiariteit), en vaak wordt volstaan met een standaardmotivering.

Wel lijkt het erop dat kinderrechters als gevolg van de huidige problemen in de jeugdzorg steeds meer de regie naar zich toe trekken, bijvoorbeeld door kortdurende machtigingen te verstrekken.

Voortgang aanpak

Bij Kamerbrief van 8 oktober gaf minister Dekker voor Rechtsbescherming aan dat de situatie van de uit huis geplaatste kinderen zou worden heroverwogen. Zijn opvolger Weerwind informeerde de Kamer eind maart over de voortgang van de uitvoering van de aanpak van uithuisplaatsingen. Inmiddels is een Landelijk Ondersteuningsteam opgericht voor gedupeerde ouders, is er kosteloze rechtsbijstand beschikbaar en is een onafhankelijk onderzoek ingesteld, dat wordt uitgevoerd door de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven