In april 2023 gunde de rechtbank Midden-Nederland de Belastingdienst een langere termijn om te beslissen op aanvragen voor compensatie in de hersteloperatie toeslagen. Ten onrechte, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak gisteren. Dat geldt ook voor de te lange termijn die de rechtbank gaf om op bezwaren van gedupeerde ouders te beslissen.
Heel bewust
In de wet staan termijnen waarbinnen de Belastingdienst dergelijke beslissingen moet nemen, maar overschrijdt deze structureel. De wetgever heeft met de te korte beslistermijnen iets beloofd wat in de praktijk niet kan worden waargemaakt, constateerde de rechtbank Midden-Nederland, en nu ook de Afdeling bestuursrechtspraak. “De wetgever heeft heel bewust een regeling met feitelijk onhaalbare beslistermijnen aanvaard.” Met als gevolg: veel rechtszaken over het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst. De rechtbank Midden-Nederland gaf de Belastingdienst een langere beslistermijn, tot 1 juli 2024.
Rechtseenheid
Hoewel de Afdeling bestuursrechtspraak de analyse van deze rechtbank deelt, ziet zij niets in de oplossing die de rechtbank aandroeg. Wel stelde de Afdeling in de uitspraak van gisteren beslistermijnen vast die in toekomstige vergelijkbare zaken kunnen worden gehanteerd, en raadt de rechtbanken aan dezelfde termijnen in de toekomst te hanteren, “uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.” Deze beslistermijnen bedragen of twaalf weken na de datum van het verweerschrift of zes weken na de uitspraak.
Politiek gecompliceerd
De Afdeling erkent echter dat deze nieuwe nadere beslistermijnen geen oplossing bieden voor de uitvoeringsproblemen die de Belastingdienst heeft. De termijnen in de Wet hersteloperatie toeslagen zullen ook in de toekomst niet worden gehaald en de hersteloperatie komt onder druk te staan door het instellen van talloze beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op het moment dat de Wet hersteloperatie toeslagen in werking trad, was echter al duidelijk dat de termijnen niet zouden worden gehaald. De Afdeling bestuursrechtspraak begrijpt dat het politiek gecompliceerd ligt om gedupeerde ouders met (nog) langere wettelijke termijnen te confronteren. Maar het is niet de taak van de bestuursrechter om een structurele, collectieve oplossing voor deze problemen te bieden. De bestuursrechter hoeft dit probleem dat de wetgever heeft gecreëerd niet op te oplossen – dat moet de wetgever zelf doen.
Lees hier de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak.