In een sportpodcast werd onlangs gezegd dat Erben Wennemars van de NOS geen
commentaar mag geven bij de schaatsprestaties van zijn zoon Joep. Dat zou een
tegenstrijdig belang opleveren. Misschien fake news? Maar als het waar is, toch een beetje
overdreven.
We zijn in het Nederlandse advocatentuchtrecht, in verhouding tot andere landen, best
liberaal als het gaat om belangenverstrengeling. Zo staat gedragsregel 15 lid 3 het onder
strikte en cumulatieve voorwaarden toe dat een advocaat tegen een voormalige cliënt
optreedt.
Het Hof van Discipline heeft op 17 januari 2025 definitief uitspraak gedaan op de
dekenklacht tegen een advocaat die een werkgever als verdachte bijstond, maar zich in
dezelfde zaak ook als advocaat stelde voor werknemers die de politie als getuige ging horen.
Het OM deed in 2022 een melding bij de Amsterdamse deken over het optreden van de
advocaat en een kantoorgenoot. Het ging om een strafzaak wegens fraude en witwassen
tegen een eigenaar van meerdere souvenirwinkels. Er werden twee medewerkers gehoord
als getuigen. Zij werden bijgestaan door de advocaat. Vervolgens verzocht de advocaat
namens de eigenaar-werkgever om toezending van het dossier. De officier van justitie
weigerde dat, omdat de eigenaar nog moest worden gehoord. Vervolgens werden ook
andere werknemers gehoord als getuigen. Zij werden weer bijgestaan door dezelfde
advocaat en zijn kantoorgenoten. Vervolgens greep de officier naar het zwaardere middel
van art. 30 Sv en onthield de advocaat de processtukken. Hij vond dat de getuigen beïnvloed
zouden kunnen worden. Niet veel later gaf de officier een signaal aan de deken, die een
tuchtrechtelijk onderzoek startte. Kort daarna besliste de rechter-commissaris dat de
onthouding van de processtukken terecht was.
Na enige verwikkelingen en uitleg werd besloten om een tuchtrechtelijke proefprocedure te
starten. De voornaamste vraag aan de Raad van Discipline was: mag een advocaat in
dezelfde strafzaak zowel de verdachte als meerdere op instigatie van het OM nog te horen
getuigen bijstaan?
De raad benoemde de vrije advocaatkeuze, maar de belangen van de cliënten moeten wel
parallel zijn en er mogen zich geen onderlinge tegenstrijdige belangen voordoen.
Nu de getuigen als werknemers in een afhankelijkheidsrelatie tot hun werkgever stonden en
de kosten van rechtsbijstand door de werkgever werden betaald, liepen hun belangen niet
parallel. Onder meer mocht de advocaat niet verwachten dat de werknemers zich vrij
zouden voelen om een belastende verklaring over hun werkgever af te leggen. Door de
bijstand aan zowel de verdachte als de getuigen was de kernwaarde onafhankelijkheid in het
gedrang gekomen.
Het hof zag dat toch anders en hanteerde een andere maatstaf. De advocaat mag geen
tegenstrijdige belangen dienen en moet ervoor waken dat hij in een belangenconflict
terechtkomt. De cliënt moet er ten volle op kunnen vertrouwen dat de advocaat informatie
over zijn zaak, zijn persoon of onderneming, die aan hem of een kantoorgenoot ter
beschikking is gesteld, niet op enig moment tegen hem zal gebruiken.
De vrije advocaatkeuze dient voor het hof als uitgangspunt en heeft een fundamentele
betekenis voor de rechtsstaat, waarvan niet lichtvaardig mag worden afgeweken. Maar het
is aan de advocaat zelf, binnen de kaders van de gedragsregels en kernwaarden, om te
beoordelen of sprake is van een tegenstrijdig belang. Dat oordeel is niet aan de officier of de
rechter-commissaris.
De verhouding werkgever-werknemer maakt nog niet dat er per definitie sprake is van een
tegenstrijdig belang. In deze situatie moet de advocaat ‘extra alert’ zijn. Hij moet er
zorgvuldig op toezien dat iedere getuige zijn verklaringsvrijheid behoudt. Het hof overweegt
dat er met alle cliënten in deze situatie uitdrukkelijk moet worden besproken wat mogelijk
een tegenstrijdig belang zou kunnen zijn. Het besprokene moet goed worden vastgelegd.
Het hof constateerde in dit geval dat de advocaat betrokkenen goed geïnformeerd had en de
consequenties uitgebreid had besproken. Het vormde geen beletsel dat de werkgever de
kosten van rechtsbijstand zou betalen voor de werknemers, want hij zou dat ook doen als de
werknemers een andere advocaat hadden gekozen. Dat de werkgever benadeeld is omdat
hij de processtukken pas later heeft gekregen is het hof niet gebleken. Bovendien heeft de
werkgever dat gevolg geaccepteerd.
Op dit principiële punt werd de klacht alsnog ongegrond verklaard.