“De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk”, zo staat het geschreven in artikel 42, tweede lid van de Grondwet. De ministeriële verantwoordelijkheid zorgt ervoor dat de koning geen onderdeel wordt van het politieke debat. Niettemin neemt ook de koning deel aan het rechtsverkeer, bijvoorbeeld door procedures aan te spannen tegen de (roddel)pers. Volgens Republiek voldoen rechtszaken waarbij de koning betrokken is, niet aan het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Trias politica
Zijn positie zou namelijk ten eerste stuiten op staatsrechtelijke bezwaren. De positie van de koning zou op gespannen voet staat met de trias politica: als onderdeel van de regering is de koning formeel betrokken bij de uitvoerende en de wetgevende macht, en ook bij de rechtsprekende. Zo wordt de rechter benoemd bij koninklijk besluit – waarbij hij trouw zweert aan de koning – en spreekt hij recht op basis van door Willem-Alexander ondertekende wetten.
Portret in de rechtszaal
Hoe, is de redenering, kan er dan sprake zijn van onafhankelijke rechtspraak wanneer het staatshoofd plaatsneemt in het beklaagdenbankje? Monarchistische symboliek draagt hieraan alleen maar bij, meent de Republiek. In elke rechtszaal hangt een portret van Willem-Alexander Claus George Ferdinand Van Oranje-Nassau Van Amsberg: de wederpartij wordt niet in de gelegenheid gesteld daarnaast een poster van zichzelf op te hangen.
Procesverbod
Gevorderd wordt daarom een verklaring voor recht dat de Staat hiermee in strijd handelt met artikel 6 EVRM. De Staat zou voorts maatregelen moeten treffen om de invloed van de koning op wetgeving, bestuur en rechtspraak op te heffen, en bovendien zou de koning een tijdelijk verbod opgelegd moeten worden om gerechtelijke procedures aan te spannen.
Koning niet aanwezig
Het verweer van de koning is dat zijn rol louter symbolisch is, verklaarde zijn advocaat; op de behandeling ter zitting van 14 december kwam de monarch niet in persoon opdagen. In maart van het volgende jaar zal de rechtbank Den Haag uitspraak doen over de zaak.