De nieuwe advocaat

Delen:

Onlangs hielden vijf bestuursvoorzitters van grote Zuidas-advocatenkantoren,  Martijn Snoep(De Brauw Blackstone Westbroek) Arnold Croiset van Uchelen (Allen & Overy), Johan Rijlaarsdam (Houthoff Buruma), Michaëla Ulrici (NautaDutilh) en Bas Boris Visser (Clifford Chance) in NRC Handelsblad (17-03-2014) een pleidooi voor breed opgeleide juristen. De kantoren hebben behoefte aan juristen die naast juridische kennis ook beschikken over basiskennis van psychologie, sociologie, politicologie en economie en over academische vaardigheden als analytisch denken, argumenteren en interpreteren. De betreffende juristen hoeven dan niet langer te beschikken over een bachelordiploma in het recht. Een master in het recht, bovenop een bachelor psychologie, sociologie, politicologie of economie zou moeten volstaan voor entree in de advocatuur, feitelijk een verruimde toegang.

Een soort van bachelor in de ‘Liberal Arts’ dus met een juridische Master daar bovenop. Een model dat al langer bestaat in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten –en je kunt toch niet beweren dat daar de advocaten van mindere kwaliteit zijn dan bij ons- en in ons land sinds enkele jaren als brede bachelor aan het University College in Utrecht en aan het University College Roosevelt in Middelburg. Echter, geen van beide opleidingen met een juridische master eraan toegevoegd geeft civiel effect. Dat civiel effect (Advocatenwet) is nodig om toegelaten te kunnen worden tot de advocatuur en het vereist een bachelor en master in het recht met bovendien nog specifiek vereiste juridische onderdelen, zoals burgerlijk (proces)recht, bestuurs (proces)recht en straf(proces)recht. Het pleidooi voor verruimde toelating tot de advocatuur van de vijf bestuursvoorzitters heeft tot op heden weinig bijval geoogst.

Michiel van Kleef, hoofdredacteur van Mr. en Mr. Online zag het idee net als enkele decanen en een hoogleraar advocatuur niet zitten. Van Kleef vindt de notie dat de advocatuur door de smalle toegang veel slimme mensen mist vooral een grote-kantoren-probleem. Ik onderschrijf echter de gedachte van de bovengenoemde bestuursvoorzitters en vind dat er op zijn minst eens met een open blik gekeken zou moeten worden naar de toegang tot de toga-beroepen. Breder opgeleide juristen zullen beter in staat zijn dan hun monodisciplinair opgeleide collega ’s om de steeds complexer wordende wereld van de grote (internationale)deals te begrijpen in een brede multidisciplinaire context. Daarmee zijn ze waardevol voor zowel de kantoren zelf als voor de klanten van die kantoren.

Of dezelfde redenering opgaat voor kleine- en middelgrote kantoren valt te bezien. Wel vind ik in een dergelijk model een tweejarige juridische master (een heuse ‘law school’, vgl. Harvard Law School) in plaats van een eenjarige een absolute voorwaarde. 60 European Credits in het recht (= een jaar academische opleiding) is wel erg aan de magere kant! Een alternatief voor de interessante gedachte van de vijf bestuursvoorzitters heb ik reeds genoemd in de vorm van een ‘Liberal Arts-opleiding aan de beide ‘university colleges’ gecombineerd met een (tweejarige) master in het recht.

Een ander alternatief zou kunnen zijn dat de jonge advocaten van advocatenkantoren met enkele jaren ervaring een aanvullende postacademische/post-HBO-opleiding zouden volgen zoals die thans door de Hogeschool van Amsterdam(HvA) wordt aangeboden in de vorm van de door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) geaccrediteerde master of Legal Management, een echte masteropleiding specifiek ontwikkeld voor juristen met enige werkervaring die dan opgeleid worden in bedrijfskundige vakken die van belang zijn voor de juridische praktijk. Het HBO in het algemeen, maar de HvA in het bijzonder, hebben juist veel ervaring in de ontwikkeling van onderwijs dat sterk gericht is op de beroepspraktijk. Zo ook de nu tien jaar bestaande HBO-rechten opleiding. Getalenteerde HBO-rechten afgestudeerden zouden zeker ook met een aanvullende masteropleiding in de advocatuur uit de voeten kunnen. Dat kan nu uitsluitend met een ingewikkelde U-bocht-constructie om alsnog te kunnen voldoen aan het eerder genoemde civiel effect.

Kortom, ik schaar me achter Martijn Snoep, Arnold Croiset van Uchelen, Johan Rijlaarsdam, Michaëla Ulrici, en Bas Boris Visser die een ‘open mind’ aan de dag leggen met betrekking tot verbreding van de toelatingseisen voor de Nederlandse Advocatuur. Mijn aanvulling op hun oproep tot het wijzigen van de Advocatenwet zou zijn om dan meteen naar alle voor de juridische beroepspraktijk relevante opleidingen te kijken die er nu al zijn, en die mogelijk nog uitbreiden met voor de rechtspraktijk relevante vakken.

Rob van Otterloprof. dr. Rob van Otterlo, lector Legal Management Hogeschool van Amsterdam en bijzonder hoogleraar Organisatie van de juridische dienstverlening aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven