Een procedure over een volgens de eisende partij te lage vergoeding aan invorderingsrente mondde uit in een recordbrekende bagatelzaak. Nadat de aanslag waterschapsbelasting over 2010 van een man uit Eindhoven was verlaagd op basis van een lagere WOZ-waarde van de woning, kreeg hij invorderingsrente terug. Maar naar zijn inzicht moest de aan hem vergoede invorderingsrente van € 1,20 naar € 2,00 worden afgerond. De dienstdoende ambtenaar weigerde dat, waarop de man in beroep ging.
Geen vergoeding
De rechtbank oordeelde dat de Eindhovenaar per definitie geen recht op de vergoeding had, omdat het niet om een uitstel van betaling ging. De man beklaagde zich over het feit dat de redelijke termijn was overschreden. Maar de rechtbank ging hier niet in mee. Ze vond dat er geen immateriële schade kon zijn geleden bij zo’n klein procesbelang.
De klager liet het er niet bij zitten, en eiste in hoger beroep een vergoeding van 1.500 euro voor psychische schade, omdat hij een kleine anderhalf jaar langer moest wachten op de uitslag van zijn zaak. Ook wilde hij dat de proceskosten werden vergoed, net als de griffierechten. Het hof gaf hem geen gelijk, waarop de man in cassatie ging.
Schamen
Advocaat-generaal Wattel komt in zijn conclusie (voorzien van 125 noten) tot de slotsom dat het beroep in cassatie ongegrond is. Hij spreekt zich zelfs stevig uit over de belanghebbende: “Hij moet zich diep schamen, omdat hij langdurig, ongegrond en op kosten van de gemeenschap, in drie rechterlijke instanties heeft geprocedeerd over een niet aan hem verschuldigd bedrag van 80 cents. Zulks ten koste van de ambtelijke en rechterlijke capaciteit voor rechtzoekenden.”
Altijd-prijs-circus
De A-G adviseert de Hoge Raad ook om het maximale bedrag voor een immateriële schadevergoeding te stellen op het bedrag dat financieel pleitbaar is in een zaak. Daarnaast stelt hij voor de zogenoemde bagatelgrens op hoger dan 15 euro te bepalen. Dit is de grens waaronder door een klagende partij aannemelijk moet worden gemaakt dat er wel degelijk ‘spanning en frustratie’ voor hem is. Nevenvorderingen zoals de geëiste schadevergoeding mogen naast de hoofdzaak naar zijn oordeel ook niet meetellen, omdat er dan een ‘zichzelf voortbrengend altijd-prijs-circus’ zou ontstaan.
Vooruit kijken
Verder komt Wattel met een beschouwing over vergoedingen van immateriële schade bij onredelijk lange termijnen. Hij kijkt ook vooruit naar de komst van de Wet herwaardering proceskosten, die onder meer is ontwikkeld in verband met de praktijken van no cure, no pay-bureaus die steeds vaker een verdienmodel bouwen op het overmatig claimen van schadevergoedingen.