Het kort geding tegen de Staat en de gemeente Den Haag om ook de briefstemmen uit slecht bereikbare oorden te laten meetellen, werd nogal stevig verloren. De eis stuitte namelijk op wat in het staatsrecht wel ‘het tweede toetsingsverbod’ wordt genoemd: vertegenwoordigende lichamen beslissen, uiteraard met inachtneming van bij de wet te stellen regels, zelf over hun verkiezingsgeschillen (artikel 58 Grondwet).
Afgelopen woensdag, 22 maart, sprak de vertrekkende Tweede Kamer het laatste woord over de geldigheid van de meest recente Kamerverkiezingen en besliste daarmee definitief op alle bezwaren tegen Turkse vlaggen in stemlokalen, stembureauleden die in stembussen stonden te springen en meer van dat soort knulligheden. Door straks ook de stembescheiden te vernietigen, worden alle complotdenkers verder tot absolute bewijsnood veroordeeld. Verkiezingen zijn niet alleen de hoogtepunten van een democratie, het zijn ook kwetsbare momenten waarop spel en regels gevaarlijk samenvallen. Daarom probeert de Kieswet alle denkbare gevallen zo gedetailleerd mogelijk van een oplossing te voorzien. En daarom kan er over de uitslag niet met de rechter worden gecorrespondeerd.
Net als het eerste toetsingsverbod uit artikel 120 Grondwet, maakt artikel 58 Grondwet de rechter kopschuw voor rechtsvragen die strikt genomen niet onder het verbod vallen maar daar wel veel verwantschap mee vertonen. Dat blijkt ook hier. De voorzieningenrechter zet voorop dat het “voor een goed en eerlijk verloop van de verkiezingen” van een bijzonder belang is dat de Kieswet “nauwgezet wordt gevolgd”. Voor zover rechtstreeks uit de Kieswet volgt dat de stembiljetten pas worden verstuurd nadat alle kandidatenlijsten formele rechtskracht hebben gekregen, is de zaak dus eigenlijk al verloren. Dat niet méér werd geëist dan het meetellen van briefstemmen die op de dag van de stemming nog niet bij de burgemeester van Den Haag maar al wel op de Nederlandse ambassades zijn binnengekomen, maakt dan niet meer uit. De voorzieningenrechter oordeelde terecht dat voor dit soort belangenafweging door een rechter vlak voor de verkiezingen geen plaats meer is.