De jaarlijkse bijeenkomst biedt een cruciaal platform voor gesprekken over de rol van energie, duurzame ontwikkeling en internationale samenwerking in de strijd tegen klimaatverandering. Met bijvoorbeeld de beelden van de overstromingen in en rond Valencia vers op ons netvlies, kunnen we wel stellen dat deze top meer dan ooit plaatsvond in een tijd waarin de wereld geconfronteerd wordt met steeds meer extreme weersomstandigheden. De roep om actie, vooral vanuit ontwikkelingslanden, is luider dan ooit.
Zoals gezegd ging het vooral om klimaatfinanciering: het geld dat ‘ontwikkelde landen’ aan ‘ontwikkelende landen’ zouden moeten geven om hen te helpen met de gevolgen van klimaatverandering. Dit is een complex en beladen onderwerp, aangezien er verschillende knelpunten zijn die de onderhandelingen flink bemoeilijken. In 2009, tijdens de klimaattop in Kopenhagen, beloofden rijke landen jaarlijks 100 miljard dollar beschikbaar te stellen voor klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden. Deze belofte is tot nu toe niet (volledig) nagekomen. Er is dan ook veel debat over dit bedrag; of het voldoende is, gezien de groeiende klimaatimpact, en of het bedrag verhoogd moet worden.
Een volgende kwestie is de vraag wie precies van wie financiële steun zou moeten ontvangen. Men is het erover eens dat ontwikkelingslanden, die vaak het meest gebukt gaan onder de gevolgen van klimaatverandering, steun zouden moeten krijgen. De vraag daarbij is vervolgens of landen als China en India, in het verleden ontwikkelingslanden maar tegenwoordig grote vervuilers, nog steeds recht hebben op deze financiële middelen.
Daarbovenop komt nog de discussie over de aard van de steun: zou het geld moeten bestaan uit leningen of schenkingen, of een combinatie daarvan? En hoe zou dat er dan uitzien? Bovendien is niet duidelijk of de klimaatfinanciering extra boven op bestaande ontwikkelingshulp moet komen, of dat het simpelweg een herschikking van de reeds bestaande steun is. Veel ontwikkelingslanden vrezen dat het geld dat beschikbaar wordt gesteld uit bestaande ontwikkelingsbudgetten wordt gehaald, wat volgens hen onvoldoende is om de urgentie van klimaatverandering aan te pakken. Daar komt ook nog bij dat waar rijke landen graag willen dat het geld voornamelijk wordt besteed aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, ontwikkelingslanden juist de voorkeur geven aan directe adaptatiemaatregelen.
De politieke instabiliteit in veel (rijke) landen bemoeilijkt de zaak nog verder. Klimaatfinanciering vereist immers betrouwbare, langdurige steun, maar die is op dit moment ver te zoeken. De afwezigheid van belangrijke wereldleiders, zoals Biden, Ursula von der Leyen en Poetin, wierp een verdere schaduw over de effectiviteit van deze klimaattop.
Ondanks al deze moeilijkheden zijn er in deze eerste week wel wat stappen gezet. Verschillende landen hebben toezeggingen gedaan om hun uitstoot te verminderen en de financiering in ontwikkelingslanden te verhogen. De vraag blijft helaas wel, zoals eigenlijk altijd, of dit voldoende zal zijn om de klimaatdoelen van het Parijsakkoord, gesloten in 2015, te halen. De wereld heeft nog steeds grote stappen te zetten als het gaat om de realisatie van wereldwijde klimaatactie.