Het kiesrecht in Nederland: een juridische analyse van artikel 54 Grondwet

Op 22 november aanstaande zullen de Tweede Kamer-verkiezingen plaatsvinden. Deze verkiezingen kennen een bijzondere spanning, aangezien tal van bekende politieke figuren de arena hebben verlaten, wat de aandacht vestigt op de aankomende verkiezing van de volgende minister-president van Nederland. In dit artikel wordt niet ingegaan op politieke vraagstukken; daartoe bestaan al diverse bronnen. Het hoofdonderwerp betreft de juridische dimensies van de Tweede Kamer, met specifieke aandacht voor artikel 54 van de Nederlandse Grondwet, beter bekend als de “Verkiezing Tweede Kamer”. Het is de bedoeling dat dit artikel de lezer informeert over de achtergrond van het recht om te mogen stemmen in Nederland.

Delen:

beeld: Depositphotos

Hoofdstuk 3 van de Nederlandse Grondwet vormt het centrale thema van dit betoog en behandelt de Staten-Generaal, bestaande uit de Eerste en Tweede Kamer. “De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.”

Nederlanderschap (lid 1)

In artikel 54 lid 1 wordt het vereiste van Nederlanderschap belicht, waarbij alleen personen met de Nederlandse nationaliteit stemrecht genieten. In tegenstelling tot lokale verkiezingen, waarbij het kiesrecht losser is verbonden met nationaliteit, wordt op nationaal niveau een directe relatie gelegd tussen kiesrecht en nationaliteit. Het argument wordt aangevoerd dat niet-Nederlandse ingezetenen de mogelijkheid hebben tot naturalisatie, waarbij het ontzeggen van kiesrecht een onvermijdelijk gevolg is van het besluit geen lid te worden van de Nederlandse staatsgemeenschap. “Het ontberen van het kiesrecht voor de nationale volksvertegenwoordiging is daarvan een noodzakelijk sequeel.”

Leeftijdsgrens (lid 1)

Lid 1 behandelt tevens de leeftijdsgrens voor stemgerechtigheid, vastgesteld op 18 jaar volgens de Kieswet sinds de grondwetsherziening van 1972. Deze verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 21 naar 18 jaar werd gemotiveerd door internationale ontwikkelingen en het vermeende beter geïnformeerd zijn van jonge kiezers, met name door de opkomst van nieuwe media. Een voorstel voor verdere verlaging naar 16 jaar wordt ook in deze verkiezingen besproken. 

Ingezetenschap (lid 1)

In lid 1 wordt tevens de ingezetenschap behandeld. In de oude Grondwet was het stemrecht voorbehouden aan in Nederland woonachtige personen met de Nederlandse nationaliteit. Deze bepaling is in 1983 herzien, waardoor Nederlanders wereldwijd hun stem kunnen laten gelden.

Uitsluiting van het actief kiesrecht (lid 2)

Door de opkomst van bepaalde nieuwe partijen en extremere groepen in de samenleving wordt er steeds meer geroepen dat niet iedereen het recht zou moeten hebben om te mogen stemmen.

Lid 2 van artikel 54, ingevoerd in 2008, introduceert een enkele uitsluitingsgrond van het actief kiesrecht. Het kiesrecht wordt beschouwd als een fundamenteel recht voor elke Nederlander, waarop restricties enkel kunnen worden opgelegd met zeer valide redenen binnen strikt gedefinieerde grenzen. Er wordt verwacht dat burgers bij de uitoefening van hun kiesrecht een zekere mate van verantwoordelijkheidsbesef tonen voor het belang ervan in de democratische rechtsorde. In gevallen waarin dit verantwoordelijkheidsbesef vermeend afwezig is, kan ontzegging van het kiesrecht overwogen worden.

De Grondwet schrijft voor dat ontzegging van het actief kiesrecht vereist dat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is. Bij personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar of langer kan ontzegging plaatsvinden vanwege gedrag dat in strijd is met de rechtsorde. In 1983 heeft de Tweede Kamer, blijkens de motie Patijn c.s., bepleit dat de wetgever uiterste terughoudendheid moet betrachten bij het aanwijzen van delicten waarbij ontzegging van het kiesrecht door de rechter mogelijk is.

Vroeger bestond een tweede uitsluitingsgrond, gerelateerd aan geestelijke stoornissen. Deze grond is in 2008 komen te vervallen, mede vanwege een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2003. Deze uitspraak stelde de redelijkheid van automatische uitsluiting van stemrecht voor wilsonbekwamen ter discussie, waarna de wetgever ervoor heeft gekozen deze uitsluitingsgrond volledig te schrappen. 

Samenvatting

Dit artikel biedt een gedetailleerde blik op de juridische aspecten van het stemrecht in Nederland, met een focus op artikel 54 van de Grondwet. Het behandelt de vereisten voor stemgerechtigheid, waaronder Nederlanderschap, leeftijdsgrens en ingezetenschap. Daarnaast belicht het de uitsluitingsgronden van het actief kiesrecht, waarbij de nadruk ligt op het fundamentele karakter van het kiesrecht, de noodzaak van terughoudendheid bij beperkingen en de vereiste rechterlijke betrokkenheid bij ontzegging van het kiesrecht. De evolutie van deze juridische bepalingen, zoals de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd en het vervallen van de uitsluitingsgrond gerelateerd aan geestelijke stoornissen, wordt nauwgezet gevolgd en toegelicht.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven