Instrument om onevenredige bestraffing te voorkomen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde onlangs dat de bestuursrechter ook wettelijk gefixeerde boetes moet matigen als de boete wegens specifieke feiten en omstandigheden onevenredig hoog is. Deze uitspraak geeft de bestuursrechter een belangrijk instrument om onevenredige bestraffingen, zoals bijvoorbeeld in de Toeslagenaffaire, te voorkomen.
Instrument om onevenredige bestraffing te voorkomen

In deze zaak (ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2850) had het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam een bestuurlijke  boete opgelegd van 20.500 euro aan een woningeigenaar. De reden was dat de woningeigenaar zijn woning verhuurde via Airbnb. Juridisch is er dan sprake van het zonder vergunning onttrekken van een woning aan de bestemming tot bewoning. Voor het verhuren via Airbnb was geen vergunning verleend. Er was dus sprake van een overtreding. De rechtbank had de boete evenwel gematigd tot 10.000 euro, omdat de eigenaren hun woning verhuurden terwijl zij zelf met vakantie waren en er geen sprake was van langdurige verhuur. De gevolgen van de overtreding zijn dan minder verstrekkend dan de gevolgen bij een illegaal hotel waar helemaal geen permanente bewoning meer plaatsvindt volgens de rechtbank. Het college ging in hoger beroep.

Het betoog van het college kwam op het volgende neer. De hoogte van de boete is gefixeerd in de Huisvestingsverordening van de gemeente. De huisvestigingsverordening vindt haar grondslag in de Huisvestigingswet. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de huisvestigingsverordening een zorgvuldige afweging gemaakt over de hoogte van de boetes. Bij die afweging heeft de gemeenteraad zorgvuldig het belang van afschrikwekkendheid en evenredigheid in acht genomen. De bestuursrechter kan die gemeentelijke afweging niet beoordelen.

De Afdeling gaat hierin niet mee. In een principiële uitspraak oordeelt de Afdeling in de eerste plaats dat uit artikel 5:46 lid 3 Awb volgt dat het bestuursorgaan dat de boete oplegt moet beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijn om de boete te matigen. Ook als die boete bij een wettelijk voorschrift, zoals de huisvestingsverordening, is gefixeerd. In de tweede plaats oordeelt de Afdeling dat uit artikel 6 EVRM volgt dat indien het wettelijk voorschrift waarop de boete is gebaseerd, niet of nauwelijks differentieert op basis van feiten en omstandigheden die voor de evenredigheid van de boete van belang kunnen zijn, voor het bestuursorgaan een noodzaak kan ontstaan om de wettelijke boete te matigen. Laat het bestuursorgaan dit na  dan moet de bestuursrechter de boete verlagen, indien deze wordt bestreden, als de boete wegens specifieke feiten en omstandigheden te hoog is. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden in dit geval oordeelt de Afdeling dat de boete te hoog was en dat de rechtbank terecht de boete heeft gematigd.

Interessant is dat de Afdeling artikel 6 EVRM noemt. Dat was in dit geval strikt genomen niet nodig, omdat het hier ging om een gefixeerde boete op grond van een Huisvestigingsverordening. De verwijzing naar artikel 6 EVRM maakt het de bestuursrechter mogelijk om boetes die bij wet in formele zin gefixeerd worden opgelegd te matigen. Dat is belangrijk. Hiermee heeft de bestuursrechter een belangrijk instrument om onevenredige bestraffingen, zoals deze zich bijvoorbeeld in de Toeslagenaffaire hebben voorgedaan, te voorkomen.

Meer weten over deze organisatie(s)?

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven