Box 3 ziet op de belastingheffing van inkomen uit sparen en beleggen. Het probleem hierbij is dat deze belastingheffing niet aansluit bij de reële inkomsten van een belastingplichtige uit sparen en beleggen. In box 3 wordt het rendement namelijk forfaitair bepaald. De wetgever hanteert een systeem waarbij men uitgaat van een gemiddeld vermogensrendement op een bepaald gemiddelde vermogenssamenstelling. Dit kan voor de situatie zorgen dat een belastingplichtige die in de werkelijkheid een lager rendement haalt dan het forfaitair rendement te veel belasting moet afdragen wanneer je dit vergelijkt met wat de belastingplichtige zou moeten afdragen in een systeem gebaseerd op de realiteit. Aan de andere kant hoeft een belastingplichtige die een hoger rendement haalt dan het forfait rendement minder belasting af te dragen over zijn winst. Dit systeem kan hierdoor schuren met het Europese verbod op discriminatie zoals dit staat beschreven in artikel 14 EVRM. Dit discriminatieverbod houdt namelijk ook in dat verschillende gevallen niet gelijk mogen worden behandeld, iets wat door de box-3 heffing misschien wel het geval is.
De uitspraak van 2 augustus 2021
De zaak voor de Rechtbank Noord-Holland betreft een proefprocedure. Er zijn twee zaken geselecteerd die dienen als een proefprocedure voor de vele bezwaren die zijn gemaakt tegen het box 3 systeem. De rechtbank komt hierbij tot het oordeel dat het box 3-stelsel uit 2017 en 2018 weldegelijk in strijd is met artikel 14 EVRM. De rechtbank zegt hierbij dat de wetgever bewust kiest om een grote groep veel te zwaar te belasten. Het verweer van de wetgever is dat een ander systeem niet mogelijk is qua uitvoering. Dit is volgens de rechtbank niet genoeg om een te hoge belastingdruk bij vele burgers te rechtvaardigen.
Ongegrond verklaard
Ondanks het oordeel dat het box 3-systeem strijdig is met artikel 14 EVRM worden de beroepen toch ongegrond verklaard. Dit komt omdat de rechtbank in kwestie niet de mogelijkheid ziet deze overtreding van de wetgever te repareren. De rechtbank is van mening dat het repareren van dit probleem een taak is voor de wetgever. Kortom, ondanks deze uitspraak vinden er vooralsnog geen veranderingen plaats. Hiervoor zal men volgens de rechtbank moeten wachten op actie vanuit de wetgever.