Toen ik 25 jaar geleden in de advocatuur begon, is er bij mij een vakjargon ingestampt waar ik maar moeilijk vanaf blijk te komen. Om te beginnen de oubollige beleefdheidsvormen in de confraternele correspondentie, met een aanhef als: ‘confrère, collega, amice, amica’. En de afsluiting van een brief met de woorden:‘Hoogachtend, Uw dienstwillige Collega’ (uw dw. coll.). Vervolgens de ambtelijke taal die ik als vanzelfsprekend in processtukken noteer: EdelgrootAchtbaar College, onder protest hiertoe gehouden te zijn, subsidiair komt na primair, weshalve het U E.A. moge behagen, middels alle middelen rechtens, absolute competentie, contradictoir, exploit, executoriaal en ga zo maar door. Wie herkent ze niet? Waarvan akte! En dan heb ik het nog niet eens over al die achteloze kleine tussenwoordjes: desalniettemin, derhalve, dienovereenkomstig, gaarne, geschieden, heden, mede, edoch, integendeel, thans, gedurende, bij dezen, etcetera. Feitelijk spreken advocaten een eigen taal, die alleen door vakgenoten volledig wordt begrepen. Onze juridische wereld is niet voor Jan en Alleman toegankelijk en daarmee houden we misschien wel een stukje mysterie in stand, dat bijdraagt aan een succesvol imago. In de jaren zeventig probeerden sociale advocaten hun processtukken in normale-mensen-taal op te stellen, maar op de een of andere manier heeft dit nooit navolging gekregen.
Wat ik mij nooit zo gerealiseerd heb, is dat ook coaches zich van vaktaal bedienen. In een artikel in het Tijdschrift voor Coaching (september 2013, nr. 3) las ik een artikel met de titel ‘de taal van coaches’. Dit artikel werd geschreven als beschouwing naar aanleiding van het boek ‘Wat als mijn cliënt een ui is? Gevecht tegen clichees in coaching’ (R. Vandamme, & J. De Ruiter, 2013 ). Dit lijkt een mysterieuze titel, maar veel coaches zullen glimlachen bij het lezen van deze titel. Soms adviseren wij onze coachees om hun probleem, hun persoonlijkheid of zelfs hun ziel laag voor laag af te pellen (als een ui), totdat ze bij de kern zijn. Dat klinkt eenvoudiger dan dat het is.
Ik citeer uit het artikel:
“Wat, zo vragen de auteurs zich in de titel al af, wat als mijn cliënt een ui is? Helpt het dan als we hem afpellen? Maar stel je nu eens voor dat de klant helemaal geen ui is. Wat dan? Hoe zouden we hem dan wél kunnen helpen?”
Ik heb het boek (nog) niet gelezen, maar werd mij plotseling bewust van woorden die ik als advocaat niet snel zal gebruiken, maar in een coachtraject regelmatig de revue passeren, zoals: bewustwording, spiegelen, verbinding, belemmerende overtuigingen, drijfveren, valkuilen, innerlijke criticus, en nog veel meer. Ook in coachingland ontkom je er kennelijk niet aan om clichees te gebruiken. Verder ben ik mij als coach bewust van woorden die ik beter kan vermijden, zoals het woordje ‘maar’ (te vervangen door: ‘en’) en het woord ‘waarom?’
Volgens het artikel kan vaktaal de communicatie vergemakkelijken en een ander licht werpen op ingewikkelde kwesties en lastige problemen. In vaktaal worden mededelingen gedaan, situaties en gebeurtenissen vereenvoudigd tot hanteerbare proporties, verklaringen verwoord en duidingen gecommuniceerd. In het geval van coaching kan ik mij hierin deels wel vinden. Door het gebruik van heldere begrippen en beeldende metaforen, kan een probleem van een andere kant benaderd worden, wat tot nieuwe inzichten kan leiden.
In het geval van de advocatuur vraag ik mij af of het gebruik van vaktaal leidt tot het vereenvoudigen van situaties en gebeurtenissen tot hanteerbare proporties. Zo zal ik aan een doorsnee cliënt nooit schrijven dat de wederpartij ons peremptoir heeft gesteld, maar er eerder voor kiezen om uit te leggen dat wij een laatste uitstel hebben gekregen om een processtuk in te dienen. Ik merk dat ik naar de cliënt toe voortdurend een vertaalslag maak om ervoor te zorgen dat hij/zij direct begrijpt wat er aan de hand is. Alsof ik een andere taal spreek! Ik neem aan dat dit voor veel advocaten geldt. Wellicht moeten wij ons eens achter de oren krabben. Zou het niet beter zijn om in processtukken begrijpbare taal te gebruiken, die niet door de vertaalcomputer gehaald hoeft te worden? Onze cliënten zijn geen uien. Als wij ons afvragen hoe wij hen het beste kunnen helpen, dan kunnen wij misschien beginnen met het gebruiken van een taal die algemeen toegankelijk is. Ik geef toe dat het niet eenvoudig zal zijn … Het zal rechters waarschijnlijk niet goed bevallen als we processtukken gaan aanduiden als ‘reactie op het antwoord’ in plaats van repliek en ‘tweede verweer’ in plaats van dupliek. Wél moet het mogelijk zijn om al mijn rekesten te vervangen door verzoekschriften en te vermelden dat ik blijf bij wat ik eerder al heb aangevoerd, in plaats van ‘tot persisit’. Ik ga mijn best doen!