Opnieuw een interessante zaak binnen het IT-recht. Facebook besloot foto’s van John de Mol te gebruiken om investeringen in bitcoins aan te prijzen. Daar was De Mol niet blij mee. Hij had er geen toestemming voor gegeven en stond niet achter de advertenties. En dus spande hij een kort geding aan tegen Facebook.
Tussen oktober 2018 en medio maart 2019 gebruikte Facebook advertenties waarbij investeren in bitcoins werd aangeprezen. Bij deze advertenties werden foto’s van Bekende Nederlanders gebruikt en zo ook die van John de Mol. De Mol, eigenaar van Talpa en groot mediamagnaat, had voor het gebruik van zijn foto geen toestemming gegeven. De slachtoffers die geld overmaakten, en dachten te investeren in cryptovaluta, ontvingen geen bitcoins en zagen hun geïnvesteerde geld nooit meer terug. Ten minste 1,7 miljoen euro is op deze manier in rook opgegaan.
De standpunten
Allereerst heeft De Mol er bij Facebook op aangedrongen dat zijn foto’s bij de advertenties verwijderd zouden worden en uiteindelijk heeft Facebook dit gedaan. Vervolgens heeft De Mol een kort geding aangespannen omdat hij wilde dat het Facebook verboden werd om de bitcoinadvertenties nog langer op Facebook te plaatsen. Daarnaast wilde De Mol dat Facebook de gegevens van de adverteerders met hem zou delen om vervolgens de adverteerders van Facebook en Instagram – dat inmiddels eigendom is van Facebook – te bannen. Zo kunnen nieuwe nepadvertenties niet meer geplaatst worden. Facebook wilde niet meewerken aan de verzoeken van De Mol omdat zij zich stelde op het standpunt dat zij hiertoe niet verplicht kan worden. Tevens stelde zij dat meewerken aan deze eisen wettelijk en technisch gezien onmogelijk is.
Op 11 november j.l. deed de rechtbank Amsterdam uitspraak. Naast dat Facebook een sociaal mediaplatform is, heeft het bedrijf ook commerciële belangen. De geplaatste advertenties generen namelijk inkomsten. Facebook stelde dat zij een neutraal platform is en beroept zich op vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van het delen van informatie (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM). Volgens de rechter in Amsterdam ging dit niet op nu Facebook inkomsten haalt uit de advertenties en de advertenties commercieel van belang zijn. Tevens kunnen de advertenties strafbaar zijn waardoor vrijheid van meningsuiting ingeperkt dient te worden, zo blijkt uit lid 1 van artikel 7 van de Grondwet: “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” Bovendien bepaalt Facebook zelf welke advertenties er wel en niet op Facebook en Instagram verschijnen, waardoor het bedrijf wel verplicht kan worden om op te treden tegen de advertenties, volgens de rechter. Daarnaast is het volgens Facebook technisch gezien niet mogelijk om gegevens van de adverteerders te verstrekken en ertegen op te treden. Hier valt Facebook aardig door de mand aangezien het Facebook wel gelukt is om na veel aandringen van De Mol, de advertenties met zijn foto te verwijderen.
De uitspraak
De rechter legde aan Facebook een dwangsom op van 1,1 miljoen euro indien het zich niet houdt aan de rechterlijke uitspraak en de nepadvertenties toch op Facebook laat staan of nieuwe nepadvertenties plaatst.