Klimaatveranderingsrechtspraak en het Urgenda-arrest

Delen:

Waar in de Verenigde Staten de zaak California v GM Corporation vastliep omdat broeikasgassen als een louter politieke kwestie werden gezien en in American Electric Power v Connecticut werd bepaald dat producenten niet aangeklaagd kunnen worden voor het uitstoten van broeikasgassen, had Nederland al in 2015 een primeur met het Urgenda-arrest.

Stichting Urgenda (kort voor: urgent agenda) kreeg op 24 juni 2015 samen met zo’n 900 mede-eisers gelijk in een zaak waarin zij de Nederlandse Staat aansprakelijk trachtten te stellen voor de niet-naleving van de klimaatdoelen als afgesproken in de klimaatakkoorden van Parijs: de Nederlandse staat zou niet genoeg doen om de gestelde doelen van een reductie van 25% tot 40% per 2020 te bewerkstelligen. Urgenda is een civiele organisatie met als doel het stimuleren en het versnellen van het transitieproces naar een duurzame samenleving, te beginnen met Nederland. In de zin dat Urgenda de belangen van toekomstige generaties behartigt, kon aanspraak gemaakt worden op artikel 3:305a BW voor de vereiste locus standi:

Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.

Klimaatverandering en aansprakelijkheid: een problematisch duo

In het gros van de Europese rechtssystemen is voor de verstiging van aansprakelijkheid in ieder geval een drietal elementen nodig: onrechtmatig gedrag, schade en een causaal verband tussen de schade en het gedrag.  De eerste twee zijn in het Urgenda-arrest niet enorm problematisch: in Nederland is met de Kelderluikfactoren gevaarzettend gedrag aan de kant van de Staat vrij snel bepaald (grote kans op hoge schade, voorzorgsmaatregelen nemen zeker niet onmogelijk d.m.v bijvoorbeeld strengere wetgeving). Ook de schade die aanhoudende klimaatverandering aanricht en aan zal richten, is groot: smeltende poolkappen, stijgende zeespiegels, natuurrampen en een veranderend ecosysteem.

Het causaal verband is echter een factor zijn die in klimaatrechtszaken wereldwijd problematisch zal zijn: zouden de VS ineens extreem veel CO2 gaan uitstoten, zal de resulterende klimaatverandering niet beperkt blijven tot het klimaat van de VS, maar zal dit leiden tot klimaatverandering over de gehele wereld. Zo voerde de Nederlandse staat in de Urgenda zaak ook aan dat het niet bepaald kan worden voor welk deel van de klimaatverandering zij precies verantwoordelijk zou zijn: de bijdrage van de Nederlandse Staat aan wereldwijde klimaatverandering is slechts een druppel in de oceaan (zo’n 0.5% van de totale wereldwijde emissies). Mocht de Nederlandse staat zich aan het gestelde reductiedoel van 25 tot 40% in 2025 houden, zou de wereldwijde temperatuursverandering zo klein zijn dat deze simpelweg onmeetbaar is.

De tegenwerping van Urgenda – waar de Rechtbank mee akkoord ging – betrok zich op het Kalimijnenarrest. Deze zaak betrof ook een grensoverschrijdend probleem waarbij zoutmijnen in o.a. Duitsland, Nederland en Frankrijk dispropotionele hoeveelheden zout in de Rijn losten wat ten gevolg had dat het zoutgehalte in de Rijn te hoog werd: Nederlandse akkerbouwers waren hier de dupe van. De Hoge Raad accepteerde hier dat elke individuele losser die een niet-verwaarloosbaar aandeel heeft gehad in de verhoging van het zoutgehalte pro rata aansprakelijk gehouden kan worden. Deze analogie kon volgens de rechtbank in het Urgenda-arrest ook toegepast worden, waarbij de Nederlandse staat dus voor haar aandeel aansprakelijk gehouden zou worden. Dit strookt ook met de individuele verantwoordelijkheid die landen hebben onder de klimaatverdragen van de VN.

Kanttekeningen

Toch dient bij deze conclusie enige voorzichtigheid betracht te worden, oordeelde ook Marc Loth, hoogleraar privaatrecht aan Tilburg University en ex-raadsman van de Hoge Raad. De analogie kan toegepast worden op reeds geleden schade, maar niet op de lasten van het nemen van voorzorgsmaatregelen: de toekomstige gang van zaken kan immers beïnvloed worden door het politieke proces, zoals onderhandelingen of het sluiten van verdragen die tot gevolg hebben dat de Staat zich (in toenemende mate) aan de gestelde doelen houdt. In dergelijke gevallen zou het vestigen van pro rata aansprakelijkheid voorbarig zijn.

Daarnaast blijft de vraag of klimaatverandering ook thuishoort in de rechtbank, of louter in het politiek bestel. Waar enerzijds gezegd kan worden dat de rechtbank op effectieve wijze een fundamenteel probleem aanpakt door het creëren van een toepasbare norm in een gelaagd rechtssysteem (“rechtsvinding 3.0”, aldus Loth) is anderzijds de aantasting van de scheiding der machten door de Rechtbank een belangrijke overweging: de rechtsprekende macht dient de grenzen van de wetgevende macht te respecteren. Zo stelde minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat zelfs dat de democratie buitenspel is gezet door het oordeel van de Rechtbank.

De ontwikkeling van de zaak-Urgenda

Op 28 mei jongstleden begon het hoger beroep in de Urgenda-zaak, ingediend door de Staat. Hoewel de Staat in de memorie van grieven erkent dat klimaatverandering moet worden aangepakt, erkent zij niet dat zij door Urgenda juridisch verplicht kan worden broeikasgasuitstoot terug te schroeven noch dat zij onrechtmatig handelt jegens Urgenda. Het laatste woord is zeker nog niet gezegd over de zaak, die wereldwijd nauw wordt gevold. Het Hof Den Haag zal op 9 oktober dit jaar in het hoger beroep uitspraak doen.

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven