De klachtzaak was een uitvloeisel van de al jaren slepende juridische procedures tussen Stibbe en Pels Rijcken, waarbij ook het Openbaar Ministerie betrokken was. Inzet daarbij was een serie e-mails tussen Stibbe-advocaten en hun cliënt, de vermogensbeheerder Box Consultants. Het Openbaar Ministerie had hierover in een onderzoek heimelijk de beschikking gekregen. Volgens Stibbe vielen de e-mails onder het verschoningsrecht. Inmiddels heeft het OM deze strafzaak met de naam Castor geseponeerd en toegegeven dat het onjuist is omgegaan met de gegevens.
Uitspraak
Stibbe diende vervolgens ook een klacht in over het bewaren van de e-mails door landsadvocaat Veldhuis. In de klachtzaak heeft de Raad van Discipline nu een uitspraak gedaan, na de behandeling ervan op 17 juni van dit jaar. De raad verklaart de klacht over het bewaren van de e-mails gegrond. “Ook nadat in een onherroepelijke uitspraak kwam vast te staan dat het verschoningsrecht van mr. Doorenbos was geschonden, heeft de landsadvocaat de bewuste e-mails bewaard. Het blijven bewaren van e-mails waarvan inmiddels was vastgesteld dat deze onder het verschoningsrecht vallen, raakt de kernwaarde vertrouwelijkheid en is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad legt aan de landsadvocaat een waarschuwing op.”
De raad is dus van oordeel dat het voor de landsadvocaat kort nadat hij hoorde van de raadkamerbeschikking hierover, duidelijk moest zijn dat hij ten onrechte beschikte over de e-mails en dat hij deze dus alsnog had moeten verwijderen en vernietigen.
Dat niet doen levert volgens de tuchtrechter een schending op van het verschoningsrecht. Ondanks het fundamentele karakter van het geschonden recht vindt de raad het opleggen van een waarschuwing hiervoor aan de landsadvocaat passend, omdat hij de e-mails een relatief korte periode tot zijn beschikking had.
Gedrag
De raad besloot overigens dat de door Stibbe ingediende klachten niet konden gaan over het kantoor Pels Rijcken als geheel: “Volgens tuchtrechtspraak moet het bij klachten over een kantoor gaan om gedrag dat alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een rechtspersoon kan worden aangerekend. De tegen Pels Rijcken gerichte klachten gaan alleen over de handelwijze van de landsadvocaat en de twee kantoorgenoten. De klachten over Pels Rijcken zijn daarom niet-ontvankelijk.”
Te laat
De raad komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van een klacht van Stibbe over het indienen van een tuchtklacht tegen Stibbe-advocaat Doorenbos door de landsadvocaat, omdat die klacht te laat was ingediend. “Een klager heeft in beginsel drie jaar de tijd om een klacht over een advocaat in te dienen en die termijn is overschreden.”
Rechtmatig
Verder verklaart de raad de klacht van Stibbe over het uitbrengen van een advies in 2016 door een van de kantoorgenoten van de landsadvocaat aan het Openbaar Ministerie ongegrond. “Het OM heeft deze advocaat vertrouwelijk om advies gevraagd over een mogelijk in te dienen tuchtklacht en de advocaat mocht hierover adviseren. Hij heeft daarbij kennisgenomen en gebruik gemaakt van e-mails waarvan inmiddels vaststaat dat daarop het verschoningsrecht rust.”
Daarbij speelt volgens de raad dat moet worden gekeken naar hoe de situatie op dat moment was: “In de periode dat deze kwestie speelde, mocht de advocaat ervan uitgaan dat de e-mails rechtmatig waren verkregen. Het was destijds niet evident dat het om verschoningsgerechtigde e-mails ging en kennisneming van die e-mails was noodzakelijk om het OM vertrouwelijk te kunnen adviseren. Gezien deze concrete omstandigheden van het geval heeft de kantoorgenoot van de landsadvocaat met de kennisname en het gebruik van de e-mails niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.”
Geen grond
Pels Rijcken wijst er maandagmiddag via een woordvoerder op dat de Raad van Discipline in haar uitspraak aangeeft dat ze de door Stibbe gemaakte verwijten ‘grotendeels ongegrond zal verklaren’. Pels Rijcken vindt het ook belangrijk te benadrukken dat de raad “geen grond ziet voor een ‘cover up’-theorie”, zoals die eerder door Stibbe werd gesuggereerd, en geen aanwijzingen dat de “landsadvocaat en enkele kantoorgenoten hun gemaakte fouten zouden ontkennen of verzwijgen, of dat zij onvoldoende onafhankelijk zouden zijn.”
De partijen hebben dertig dagen de tijd om tegen de beslissing van de Raad van Discipline hoger beroep in te stellen bij het Hof van Discipline.