‘Maak het de rechter zo makkelijk mogelijk, is een van mijn stokpaardjes’

In Noviomagus bevindt zich het grootste civiele cassatiekantoor van buiten de Randstad. Geleid door Sjef van Swaaij, taalpurist, bluesgitarist, liefhebber van trappist, maar bovenal: civilist. Hij vindt dat advocaten hun processtukken echt beter kunnen opstellen, en dat de Hoge Raad niet zo vaak klachten over een gerechtshof ongemotiveerd moet verwerpen. “Mijn cassatiesuccessen op de sociale media delen? Valse bescheidenheid brengt je nergens.”

Delen:

MR2204_ART1_7866 Sjef van Swaaij_FOTOchantalariens_VERVOLG-df2d54fd
foto: Chantal Ariëns

Nee, laat je niet misleiden door de foto’s op zijn website. Voor een advocatenkantoor staan er wel erg veel foto’s op van de kantoorbaas, met heel vaak een glas trappist triomfantelijk voor zich uit houdend. En foto’s achter het schaakbord. Foto’s waarop hij gitaar speelt. Van wandelingen, tijdens de lunch met collega’s of in de buitengebieden van Nijmegen. Pardon: Noviomagus. Sjef van Swaaij − over hem hebben we het hier − houdt erg van de Nederlandse taal, maar een uitzondering maakt hij voor de stad waar hij werkt. Hij kent zijn klassieken.

Wat de foto’s laten zien: een bourgondisch leven, speels, relativerend. Misschien is dat wel hét recept om leiding te geven aan het grootste civiele cassatiekantoor buiten de Randstad, met twee advocaten bij de Hoge Raad, en waar alle vier advocaten fulltime civiele cassaties doen. Niet gek voor een jongen wiens wortels liggen in het Gelderse Zevenaar maar die opgroeide in Salland, ver weg van de Zuidas, ver weg van rechtenfaculteiten en ver weg van de gerechten, en die uit een familie komt waar niemand jurist is.

Dat Van Swaaij wél die richting op ging is al vroeg duidelijk. Een leergierig joch is hij, leest op tienjarige leeftijd de Volkskrant. Vraagt zich als puber al af: een mondelinge afspraak, moet je die ook nakomen? Hij ging, uit overtuiging, rechten studeren en begreep niet dat er rechtenstudenten waren die deze studie hadden gekozen ‘omdat ze niet wisten wat ze anders zouden moeten studeren’. Zelf rondde hij die studie cum laude af. Dat hij Hans Nieuwenhuis – bij leven hoogleraar burgerlijk recht en raadsheer in de Hoge Raad – citeert is geen toeval: “In het recht moet je niet alleen veel dingen weten, maar ook kunnen toepassen.”

Na een uitstapje als student-assistent bij de vakgroep bestuursrecht (Groningen) is het voor Van Swaaij duidelijk: civiel recht wordt zijn ding. Hij promoveert op een privaatrechtelijk onderwerp, scherpt daarmee zijn schrijfvaardigheden verder aan en kan zo tenminste blijven dóórleren. “Ik zocht ook een praktische richting. Het civiele recht is misschien minder spectaculair dan het strafrecht, maar voor mensen die niks op hun kerfstok hebben is het nuttiger om te weten hoe het civiele recht in elkaar zit. Wat heb ik er als brave burger aan of iemand poging tot moord ten laste gelegd kan worden? De civiele rechtspraktijk is verreweg het meest omvattend en het meest praktisch.”

Gitaarkoffers

De directe omgeving van de Krayenhoffkazerne maakt een relaxte indruk. Voor het gebouw is een groot terras
ingericht, aan de tafels wordt geluncht en gedronken, vergaderd en gebeld, getypt en gelachen. De sfeer is goed in dit gebouw waarin allerlei hippe bedrijfjes zijn neergestreken.
Ooit had Van Swaaij Cassatie & Consultancy hier één ruime kamer, tegenwoordig zijn twee belendende kamers ook bij het kantoor getrokken. Er werkt inmiddels een team van tien mensen, onder wie adviseur Fred Hammerstein, oud-raadsheer in de Hoge Raad.

Ook Van Swaaijs kamer is ruim. En sober. Twee bureaus tegenover elkaar. Een grote dossierkast met daarop zes lege gitaarkoffers, de gitaren zelf staan thuis. Een tafel met een schaakbord, waar arbeidsrechtadvocaat Roel Kop, een stukje verderop werkzaam in dit pand, regelmatig aanschuift. Op een klein kastje staat een foto van Van Swaaijs vorig jaar overleden vader en, ter contrast, de lp-hoes Springlèavend van de Achterhoekse band Normaal. Verder staat er een gitaar op een standaard en twee grote muziekboxen. Een toga aan een staande designlamp en enkele wettenbundels op een bureau zijn de enige parafernalia die verraden dat dit de werkkamer is van een jurist.

Haakje

In feite, zegt Van Swaaij, voert hij als cassatieadvocaat een algemene praktijk. Civiele cassaties gaan over Boek 1 (personen- en familierecht) tot en met boek 10 (internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Faillissementswet en andere wetgeving. Alles komt voorbij, ondernemingsrecht, insolventierecht, erfrecht, huurrecht, arbeidsrecht en alle procesrechtelijke aspecten daarvan. Juist dat brede, zegt Van Swaaij, maakt zijn praktijk zo aantrekkelijk, samen met het wetenschappelijke karakter ervan.

Een cassatieadvocaat treedt op voor iemand die wil dat een uitspraak van meestal een gerechtshof wordt vernietigd, of voor iemand die in het gelijk is gesteld maar die verweer wil voeren tegen het cassatieberoep van de wederpartij. “Het specialisme van cassatieadvocaten die civiele zaken doen is dat zij over de volle breedte van het civiele recht snel hun weg weten te vinden in welk dossier dan ook. Het is dan zoeken naar dat ene haakje waaraan je een rechtsklacht of motiveringsklacht kunt ophangen.”

Zo’n tien keer per maand krijgt Van Swaaij een verzoek van een andere advocaat: kijk eens mee met dit stuk. En dat zijn niet alleen processtukken die bedoeld zijn voor een hof, ook in eerste aanleg geven hij en zijn team advies. Naast consultancy is het kantoor druk met cassatieadviezen, al gauw zo’n tien à vijftien keer per maand adviseert hij een advocaat om wel of niet cassatieberoep in te stellen. En dan denkt Van Swaaij met enige regelmaat: was maar éérder bij ons gekomen, dan was het vast een positief cassatieadvies geweest of was de slagingskans hoger geweest. “We kijken in de fase van hoger beroep dan ook steeds vaker al mee. Anticipatie op cassatie. In het algemeen leveren advocaten redelijk goed werk, maar soms had het ook beter gekund.”

Als bij een hof iets niet goed is gesteld, is een cassatieklacht op dat punt vaak niet zinvol. Bijvoorbeeld als de feiten niet goed zijn uitgewerkt. “Je kunt wel stellen dat iets is afgesproken, maar dat moet je concreet onderbouwen: wát is precies afgesproken? En welke punten kwamen aan de orde? Stel dat beter, met bepaaldheid en precisie. Als bijna terloops wordt gesteld dat er een afspraak is gemaakt, dan kan ik daar bij de Hoge Raad niets mee. Die baseert zich louter op het procesdossier zoals het bij het gerechtshof lag. Als je het daar niet hebt gesteld, dan kun je het bij de Hoge Raad niet alsnog aanvullen. Dan moeten we een negatief cassatieadvies geven.”

Volgens Van Swaaij kunnen advocaten bij het opstellen van hun processtukken beter de structuur van het recht volgen. Het doel is altijd: overtuig een onbevangen en onbevooroordeelde lezer – de rechter. “Processtukken worden niet altijd geschreven vanuit het perspectief om die lezer te overreden. Menig processtuk is geschreven alsof de rechter allerlei zaken al weet, terwijl dat niet zo is. Schrijf je stuk zo dat je de lezer van meet af aan meekrijgt. Je moet het de rechter zo makkelijk mogelijk maken.”

Dat zouden advocaten toch moeten weten?
“Sommigen beseffen onvoldoende dat ze als taak hebben de rechter te overreden zodat hij hun cliënten in het gelijk stelt. De rechter moet de zaak makkelijk kunnen volgen. Advocaten zouden zich beter moeten verplaatsen in iemand die de voorgeschiedenis niet kent. Advocaten kennen de voorgeschiedenis wel, ze hebben hun cliënt al een aantal keren ­gesproken. Dan verliezen ze wel eens uit het oog dat de rechter de zaak niet kent.”

Tussenkopjes

Het werk van advocaten is echter niet alleen argumentatietechniek; het gaat ook om schrijfvaardigheid. Belangrijke tip: werk met tussenkopjes. “Stel: iemand eist een veroordeling tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Structureer je verhaal met kopjes die aansluiten op de structuur van het recht. Eerst de feiten, waarom is dat onrechtmatig?, waarom is er een causaal verband tussen de daad en de schade?, relativiteit?, toerekenbaarheid? Doe je dat niet, dan vraag je veel van een rechter. Die doet veel zaken, dus moet je het hem zo makkelijk mogelijk maken. Dat is een van mijn stokpaardjes. Je moet je processtuk zo schrijven dat de rechter jouw cliënt alleen nog maar gelijk hoeft te geven. Moet de rechter zelf gaan uitvogelen en puzzelen, dan wordt je stuk minder overtuigend. De rechter moet zeker niet geïrriteerd raken door een rommelig stuk. Niet dat je zo je zaak verliest, maar het werkt in ieder geval niet mee. Het is niet goed als de rechter zelf de zaken op een rijtje moet zetten. Het streven moet zijn: een strak processtuk, de feiten chronologisch, ook met kopjes.”

Met één cassatieadvies is Van Swaaij al snel een dag bezig, soms twee. Daar wil hij de opdrachtgever, doorgaans een advocaat, zoveel mogelijk bij betrekken. “Hij kent het dossier. Heeft hij zelf pijnpunten? Zet die op de mail. Die pijnpunten snijden soms hout, soms niet. Wij kijken toch met een andere bril naar het toetsingskader in cassatie.” Als cassatie erin zit, gáát Van Swaaij er ook voor. Het ‘echte’ cassatiewerk, de voorbereiding, het procederen.

Overwinningen die Van Swaaij boekt worden breed uitgedragen. Op de eigen website onder het tabblad ‘onze successen’, die weer worden gedeeld op LinkedIn. “Ja, dat doen we ook uit commerciële overwegingen. Valse bescheidenheid brengt je nergens. Je mag best je track record laten zien. Bij de Hoge Raad kijken ze daar echt niet van op.”

Cassatiebalie

Het is nu tien jaar geleden dat de civiele cassatiepraktijk werd geprofessionaliseerd. Er is een landelijke cassatiebalie gekomen: advocaten mogen alleen bij de Hoge Raad procederen als ze voldoen aan strikte opleidingseisen en driejaarlijks voldoende ‘vlieguren’ halen. Goed dat het een landelijke praktijk is geworden, vindt Van Swaaij. “Het was niet meer uit te leggen dat je alleen civiele cassaties kon doen als je was ingeschreven bij de rechtbank Den Haag. Zo’n vereiste komt uit de tijd van de trekschuit. Ik ben wel blij dat mijn patroon, die later de Hoge Raad ingegaan is, in de Haagse balie zat. Ik heb veel van hem geleerd. Ik vind het knap dat tegenwoordig advocaten zichzelf cassatietechnieken eigen maken.”

In die tien jaar is de kwaliteit van de civiele cassatiebalie ook gestegen, vindt Van Swaaij: slechte cassatiemiddelen, die voor die tijd nog vaak voorkwamen, zie je nu eigenlijk niet meer. “Haagse advocaten leenden zich er toen voor om postbusadvocaat te zijn voor een advocaat te lande die zelf zijn cassatiemiddelen had opgesteld. Maar eigenlijk geen idee had hoe dat moest.” Dat blijkt volgens Van Swaaij ook uit het feit dat artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie nauwelijks meer wordt toegepast. Dat artikel is op 1 juli 2012 ingevoerd met de Wet versterking cassatierechtspraak, en biedt de Hoge Raad de mogelijkheid om bepaalde zaken via een snellere procedure af te doen door deze zaken niet-ontvankelijk te verklaren. Maar de cassatiebalie filtert nu zelf nagenoeg alle kansloze zaken eruit. Dat bespaart de Hoge Raad en het parket veel werk.

Breed gedragen ergernis

Werkt ‘80a’ prettig, dat wordt niet gezegd van het volgende artikel. Zo’n driekwart van de cassatieberoepen in civiele zaken wordt ongemotiveerd verworpen. Daarvoor maakt de Hoge Raad gebruik van artikel 81 RO. Het is een breed gedragen ergernis, zegt Van Swaaij – nadrukkelijk sprekend op persoonlijke titel – dat allerlei reële klachten over hoe een hof het heeft gedaan, door de Hoge Raad ongemotiveerd worden verworpen. “Dat heeft vast te maken met de werkdruk en het scheelt best tijd als je niet iedere uitspraak inhoudelijk moet verwerpen. Maar dit artikel heeft een te hoge vlucht genomen. Ook gaat er een signaal van uit naar de hoven: als zij zien dat er een niet goed functionerende waakhond is – de Hoge Raad die niet kritisch genoeg kijkt – dan krijgen zij de neiging om zich er makkelijker vanaf te maken. Ik kan die stelling niet hard maken, maar zij is op zijn minst genomen plausibel. Justitiabelen worden er de dupe van als een gerechtshof kort door de bocht gaat. Voor het vertrouwen in het rechterlijk apparaat moeten justitiabelen het gevoel hebben dat hoven er niet zo maar mee weg komen. Artikel 81 RO toepassen is prima, maar er wordt te veel gebruik van gemaakt.”

Van Swaaij constateert dat de Hoge Raad kennelijk liever aan de slag gaat met prejudiciële vragen. (Zie ook pagina 48.) “Dat is een vrij nieuwe ontwikkeling. Aan die vragen wordt veel aandacht aan besteed, ook in zaken waarvan ik denk: is dat nodig, had dat niet korter gekund? De antwoorden op die vragen zijn wel tot in de puntjes verzorgd, maar de capaciteit die dit vergt had de Hoge Raad ook kunnen gebruiken voor cassatiezaken. Ik zie wat overkill. Het zou in ieder geval goed zijn als de capaciteit bij de Hoge Raad wordt uitgebreid: meer raadsheren.”

Uitlaatklep

Bij de Hoge Raad zijn zo’n negentig advocaten ingeschreven, velen hebben een voorwaardelijke inschrijving, en zo’n tien (schatting van Van Swaaij) doen dit werk voltijds. Zelf maakt Van Swaaij lange werkdagen, vijftig à zestig uur per week is normaal. Sommige zaken zijn complex, er zit veel in en er gelden strikte cassatietermijnen. Die werktijden maken wel dat hij een uitlaatklep nodig heeft, en die vindt hij in de muziek. Als kind hield hij daar al van. Hij leerde gitaar spelen en treedt af en toe in een kroeg op met de Sjef van Swaaij Blues Band. Hij schrijft zijn eigen teksten, in het Nederlands.
En anders kruipt hij wel achter zijn schaakbord. Een paar zetten vooruitdenken, een strategie ontwikkelen, het lijkt wel op procederen. “Eigenlijk zou elke advocaat moeten schaken.”

En dan is er nog zijn voorliefde voor de taal, die hij heeft overgenomen van zijn hoogleraar Burgerlijk recht en latere promotor Chris Brunner. “Hij sprak tijdens zijn hoorcollege altijd over taal, in een minuut of vijf, tien behandelde hij veel gemaakte fouten door juristen. Daar heb ik veel aan gehad, en die traditie zet ik voort op mijn website (‘Taallesjes voor juristen’). Taal is eigenlijk het enige dat wij als juristen hebben en dat moet je goed beheersen. Ik lees in stukken van advocaten en in rechterlijke uitspraken soms storende fouten. Daar mogen we kritischer op zijn. Tijdens lunchwandelingen met mijn collega’s verbeter ik hun taalfouten – dat is een wat onhebbelijke kant van mij.”

Zijn werkdag eindigt steevast in zijn vaste café. “Inhoud drijft me, en de mooie dingen van het leven. Dat kan goed hier in Nijmegen.” Pardon: Noviomagus. In het café leest hij De Gelderlander en drinkt er een glas bij. Geen pils, wel een mooie trappist. Eéntje maar, want in de avond ligt er weer wat werk.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven