Niet terugkomen van onherroepelijk boetebesluit evident onredelijk

Een verzoek om terug te komen van een definitief geworden boetebesluit moet op dezelfde wijze worden beoordeeld als een verzoek om terug te komen van een ander besluit, namelijk op basis van de vraag of er sprake is van een evident onredelijk besluit.
beeld: Depositphotos

Dat heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld in een al wat oudere uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2023:1363). Daarmee volgt de Grote Kamer van de Centrale Raad de conclusie van AG Wattel hierover (ECLI:NL:CRVB:2022:2623).

Het UWV had een bestuurlijke boete opgelegd van 3.571,03 euro voor het niet doorgeven van inkomsten. Het UWV heeft het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het boetebesluit was daarmee definitief geworden. Daarna heeft betrokkene het UWV verzocht om terug te komen van dit besluit vanwege zijn persoonlijke en sociale situatie en de uitzonderlijke belasting die de betaling van de boete meebrengt. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen.

Als een bestuursorgaan zoals het UWV een verzoek om heroverweging van een definitief geworden besluit afwijst, beoordeelt de bestuursrechter of deze afwijzing evident onredelijk is. De Centrale Raad van Beroep heeft nu beslist dat dit  evident-onredelijk-criterium ook geldt voor boetebesluiten. Het vasthouden aan een definitief (boete)besluit dat onmiskenbaar onjuist is, is evident onredelijk. Om de onmiskenbare onjuistheid van een definitief geworden besluit te kunnen vaststellen moet een oppervlakkige inhoudelijke beoordeling of een summier onderzoek voldoende zijn. Daarbij kan onder meer een rol spelen dat het bestuursorgaan de onjuistheid van de eerdere besluitvorming uitdrukkelijk heeft erkend.

In dit geval heeft het UWV uitdrukkelijk erkend dat het oorspronkelijke boetebesluit onjuist was, omdat de boete te hoog was vastgesteld in verhouding tot de draagkracht. Daarnaast heeft het UWV erkend dat de gezondheidssituatie en de persoonlijke situatie van betrokkene tot een ander besluit zouden hebben geleid als dit eerder bekend was geweest. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het oorspronkelijk boetebesluit onmiskenbaar onjuist is. De weigering van het UWV om dit besluit te herzien is daarmee evident onredelijk. De Centrale Raad van Beroep stelt de boete lager vast, op 714,21 euro.

Meer weten over deze organisatie(s)?

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven