Recht op identiteit?

Delen:

Het is alweer tweeënhalf jaar geleden dat prinses Máxima met haar uitspraak kwam dat zij hier niet ‘een Nederlandse identiteit’ is tegengekomen. CDA, VVD en PVV buitelden over haar heen, al naar gelang hun stijl met geheven vinger of vieskijkende verontwaardiging. Er zou wel degelijk een Nederlandse identiteit zijn en die zullen ‘we’ niet te grabbel gooien.

In de 18e eeuw was er ‘de staat’, in de 19e eeuw ‘de natie’ en in de 20ste eeuw ‘het volk’. Wat staat, natie en volk nu eigenlijk waren, weet nog niemand, maar zij hadden een eigen leven en waren het waard om voor te sterven, vooral heel veel te sterven. In de 21ste eeuw hebben we ‘de identiteit’ gevonden. Ook de term identiteit ontstijgt inmiddels het tastbare en verwordt tot een mystiek lichaam. En wanneer zulke termen hun weg vinden in juridische teksten, dan wordt de weg terug moeilijk.

In het Verdrag van de Europese Unie wordt gesproken over “de Europese identiteit” die met buitenlands en defensiebeleid moet worden versterkt en over “de nationale identiteit” van de lidstaten die diezelfde Unie zal eerbiedigen, terwijl de Unie ook “de identiteit van kerken en organisaties” zal erkennen. Maar wat is dat, die identiteit van Europa, van de lidstaten, van kerken en organisaties?

Identiteit komt van ‘idem’, dat is: dezelfde of hetzelfde. Mijn identiteit is dat mijn naam overeenkomt met mijn persoon. Ik ben dezelfde die ik zeg te zijn. Zo werd de term identiteit juridisch altijd gebruikt.

Tegenwoordig zijn er allerlei mensen die veel meer willen met hun identiteit. Hun identiteit is hun eigenheid, dat wat ze onderscheidt van anderen, dat wat hun persoonlijke individualiteit bepaalt. Die identiteit staat voor ‘jezelf mogen zijn’. Enfin, het zij zo.

Maar dan gebeurt er iets raars. Want die identiteit blijkt dan te bestaan uit het deel uitmaken van een collectief waarbinnen iedereen hetzelfde kenmerk deelt. Deze mensen ‘identificeren’ zich met een collectief gevoel (nationaliteit, geloof, geaardheid) en willen hun Nederlandse of Marokkaanse of christelijke of islamitische of homoseksuele of ik-weet-niet-wat voor identiteit geeerbiedigd zien. Die identiteit, die eis jezelf te mogen zijn, blijkt dan geen aanspraak op individualiteit maar op collectiviteit.

En van daaruit redeneren zij gemakkelijk, zoals één plus één twee is, dat de Nederlanders, de Marokkanen, de christenen, de islamieten, de homoseksuelen een eigen identiteit te hebben. En ja, zoals een ieder de identiteit, in de zin van persoonlijke individualiteit, van anderen heeft te respecteren, zo heeft ieder dus ook de identiteit van die groepen te respecteren. En diezelfde mensen blijken ook nog eens toevallig beter dan wie ook te weten wat (denk: wie) wel en niet bij die identiteit hoort. En daarmee is de historische cirkel weer rond. Want met dit soort goochelarij van woorden vergeten we weer dat personen van vlees en bloed, kortom: burgers, en niet mystieke lichamen zoals ‘de Nederlanders’, ‘de Marokkanen’, et cetera, de dragers van staatkundige rechten en plichten behoren te zijn.

De verhouding tussen individualiteit en collectiviteit blijkt telkens weer weerbarstig. Duizenden duizelen nu eenmaal van de gedachte dat zij alleen van zichzelf dezelfde zijn.

Dr. mr. C.B. Schutte is advocaat bij Schutte Schluep & Heide-Jørgensen advocaten te Amsterdam.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven