Een 4 kreeg hij voor zijn masterscriptie voor de afstudeerrichting Internet, Intellectuele eigendom en ICT (Vrije Universiteit Amsterdam). Daar was deze bijna afgestudeerde rechtenstudent het niet mee eens. Hij stelt beroep in bij het college van bestuur van de VU, die dit ongegrond verklaard. Dan is er nog één weg open: een gang naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De student wordt vertegenwoordigd door een onderwijsrechtadvocaat van Park20 Advocaten, een kantoor dat onlangs ook de frauderende Rotterdamse rechtenstudente bijstond.
Uitsteltermijn
De VU-student had aanvankelijk een 5 voor zijn masterscriptie. Ook daartegen stelde hij administratief beroep in. Volgens de examencommissie was de begeleiding voldoende maar verliep het traject niet vlekkeloos. De student kreeg ten onrechte te horen dat hij voor het einde van het collegejaar moest afstuderen. En er werd niet verteld dat hij aanspraak kon maken op de ‘overgangsregeling verlengde uitsteltermijn’.
Cijfer 5 wordt zelfs 4
Er komt een nieuwe examinator (een docent van de Rijksuniversiteit Groningen) die moet beoordelen of er verbeteringen in de scriptie kunnen worden aangebracht die moeten leiden tot een voldoende resultaat. Dat moet dan binnen vier weken gebeuren. Volgens deze docent gaat dat de student niet lukken. Het cijfer 5 blijft daarmee staan. Wel worden er, na een tweede procedure, twee nieuwe examinatoren benoemd om de scriptie alsnog te beoordelen. Die konden er niet meer dan een 4 van maken.
Geen eerlijke kans
Bij de Afdeling klaagt de student dat het college heeft gehandeld in strijd met het fair-playbeginsel. De beoordeling van zijn scriptie was niet in lijn met de Handleiding masterscriptie rechtsgeleerdheid. Zijn situatie stond daar niet in en dan had het college niet naar eigen inzicht het beoordelingstraject kunnen invullen. De scriptie werd niet beoordeeld door een begeleider, wat in zijn nadeel heeft gewerkt. Hij is ook niet betrokken geweest bij het aanwijzen van de examinatoren, er waren geen scriptieafspraken, bepaalde aspecten die eerder voldoende waren werden nu als onvoldoende beoordeeld, en hij heeft geen eerlijke kans gehad door ondeugdelijke begeleiding van zijn docent.
Zorgvuldig
Het klopt volgens de Afdeling dat de (uiteindelijke) beoordeling van de scriptie niet in overeenstemming is met de Handleiding masterscriptie rechtsgeleerdheid. Maar dat betekent niet dat er sprake is van onzorgvuldigheid. Er was met de student een ‘minnelijke regeling’ afgesproken wat ertoe leidde dat de scriptie twee keer is beoordeeld. Maar die nieuwe, externe beoordelaars konden niet beoordelen hoe de student scoorde op het aspect ‘zelfstandigheid’, aldus de student. Dat heeft volgens de Afdeling niet in zijn nadeel gewerkt – bovendien was ‘zelfstandigheid’ juist als voldoende beoordeeld. Het gaat er juist om dat de scriptie als geheel met een onvoldoende is beoordeeld. Bovendien is het gebruikelijk dat een tweede beoordelaar niet als begeleider betrokken is bij het scriptietraject, zodat de situatie van deze student zich niet onderscheidt van een regulier traject. De examencommissie was ook niet verplicht over de keuze van de examinatoren met de student te overleggen. Door twee geheel nieuwe beoordelaars aan te wijzen, kreeg hij de kans om zijn scriptie opnieuw te laten beoordelen. Van vooringenomenheid bij de beoordelaars is op geen enkele wijze gebleken. Het college heeft op deze wijze zorgvuldig gehandeld.
Het hoger beroep van de student is ongegrond – zijn onvoldoende blijft staan.