Het bestuursklimaat in de Rechtspraak laat sterk te wensen over. Er wordt teveel langs de lijn van geld en tijd bestuurd. En rechters en managers hebben te weinig begrip voor elkaars positie. Dat kan worden opgemaakt uit de aanbevelingen in het gisteren verschenen onderzoeksrapport ‘Governance in de Rechtspraak’ van een onderzoeksteam van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Mr. sprak hierover en over een aantal aanzetten tot verbetering met onderzoeker Paul ’t Hart, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht.
Het onderzoek dat in opdracht van de Raad voor de rechtspraak is uitgevoerd, toont hoe de Rechtspraak zichzelf bestuurt en hoe dat mogelijk beter kan. Aanleiding is de onvrede die bij een groot aantal medewerkers van de Rechtspraak bestaat over onder meer de verantwoordelijkheden van diverse gremia in de Rechtspraak. Dat bleek tijdens de rondgang bij alle gerechten die de Raad afgelopen jaar deed als reactie op het zogenoemde Leeuwarder manifest. Het rapport moet de Rechtspraak helpen in de spiegel te kijken en geeft aanzetten tot een ‘bedachtzame discussie’ over de manier waarop zij zich op dit moment bestuurt.
Spanningen
De laatste twintig jaar is de Rechtspraak meer gehierarchiseerd geraakt. Het grootste issue in de rechterlijke organisatie is de kloof tussen ‘de gewone rechters’ en de gerechtelijke bestuurders. Het veld heeft vooral problemen met de wat zij noemen ‘bureaucratische aanpak’ en de sturing op kwantitatieve aspecten (tijd, aantal, geld). Volgens de onderzoekers zou de sturing van een instelling als de Rechtspraak de vorm moeten hebben van een rijke conversatie, die plaatsvindt in alle geledingen van de organisatie, en die neerslaat in de manier waarop professionals, functies en processen op elkaar ingrijpen. Op alle niveaus moet systematisch de verbinding worden gezocht tussen het rechtspreken en de besturing ervan. Paul ’t Hart licht toe: “Het gaat er niet om wie wat goed of fout doet of heeft gedaan. Er moet gewoon door iedereen erkend worden dat er een aantal wezenlijke spanningen zitten tussen de waarde van onafhankelijkheid en professionele autonomie van rechters op zaaksniveau en bestuurlijk relevante waarden als uniformiteit, tijdigheid, efficiency en responsiviteit. Rechters en bestuurders moeten een manier vinden om onder onderkenning van die spanningen met elkaar om te gaan.”
De onderzoekers adviseren een bestuurlijke stijl die met name bestaat uit het met elkaar praten. ’t Hart: “Dus minder prescriptief besturen en meer zoeken naar de dialoog. Daar hoort bij dat het veld dan dus niet meer kan foeteren op ‘het bestuur’ of ‘de managers’ omdat die het allemaal niet begrepen zouden hebben of van de Rechtspraak een koekjesfabriek zou willen maken. En omgekeerd geldt dat bestuurders, die in de toekomst met vrij stevige financiële taakstellingen geconfronteerd zullen worden, niet alleen vanuit dat soort logica aan zo’n conversatie deelnemen. Want dan valt het vrij snel stil natuurlijk.”
Weinig waardering
Samen doen dus. Het gaat er echter niet alleen om dat professionals en bestuurders met elkaar in gesprek gaan (en blijven). Zij moeten ook daadwerkelijk begrip hebben en tonen voor elkaars positie en verantwoordelijkheden. Op dat gebied is volgens de onderzoekers nog veel te winnen. Veel van de heersende spanningen komen nu met name terecht op het eerste managementniveau, bij de team- en afdelingsvoorzitters. Zij zouden echter te weinig waardering krijgen voor hun werk. “Management is onder rechters een woord dat niet per se positieve associaties oproept. Rechters die opteren voor managementfuncties lopen het risico niet langer serieus genomen te worden als professional. Het is een functie die wel wat meer waardering zou mogen krijgen.”
Bovendien bestaat er allerwegen onduidelijkheid over de bestuurlijke verhoudingen in de Rechtspraak, bijvoorbeeld over de rol van de Presidentenvergadering en de Landelijke overlegorganen van sectorvoorzitters. Deze zouden volgens de onderzoekers dan ook formeel en feitelijk steviger verankerd mogen worden. “Er heerst onduidelijkheid over wat er bij die gremia gebeurt, hoe zich die tot elkaar verhouden en wie de verantwoordelijkheid heeft over wat”, aldus ’t Hart. “Nu bemoeit iedereen zich met alles, maar lijkt niemand zich echt verantwoordelijk te voelen of te zijn. Zo kan de bal eindeloos worden rondgespeeld.”
Baas in eigen huis
Verder vinden de onderzoekers dat rechters meer inspraak moeten krijgen in het proces van benoemingen van gerechtsbestuurders. Dat bepleitten de Leeuwarder manifestschrijvers ook al. “Om te zorgen dat de Rechtspraak geen echte piramide wordt moet je alle professionals betrekken bij de benoemingen van cruciale figuren.” Daarbij geven de onderzoekers aan dat de rol van de minister het beste beperkt kan worden tot de benoeming van de leden van de Raad. “Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat de Rechtspraak baas in eigen huis is. Het lijkt ons daarom goed om formeel de Haagse invloed te minimaliseren.”
Ook stellen de onderzoekers dat rechters en bestuurders zichtbaar zijn in het debat, van wetenschap tot oud een nieuwe media. De samenleving moet actief worden opgezocht. Maar ’t Hart benadrukt dat de Rechtspraak zich tegelijkertijd moet neerzetten als een staatsmacht die een zekere distantie tot de samenleving betracht. “Het gaat om de attitude. Transparantie, je organisatie uitdragen en actieve deelname aan het publieke debat, zijn wat anders dan een jofele rechter in hemdsmouwen die in talkshows met de voornaam wordt aangesproken.”
Geoliede machine
Een officiële reactie van de Raad op het onderzoeksrapport is er nog niet. In een bericht op rechtspraak.nl laat Rvdr-voorzitter Frits Bakker wel weten binnenkort met een visie op het rapport te komen. De NSOB heeft al wel uitgebreid met de Raad over de resultaten gesproken. ’t Hart: “Mijn indruk is dat de Raad ook van mening is dat er wat moet veranderen. De Raad leek zich te herkennen in de spanningsvelden en erkende dat in het recente verleden misschien teveel op de kwantitatieve, bedrijfsvoeringsaspecten is gestuurd.”
Ondanks alle mogelijke verbeteringen zal de Rechtspraak volgens ’t Hart echter nooit een goed geoliede machine worden. En dat is misschien maar beter ook. “Dat moet je helemaal niet willen. Alleen in dictaturen bestaan goed geoliede rechterlijke machines.”
Klik voor het hele rapport hier.