Van harte gefeliciteerd met deze overstap. Waarom bent u overgestapt?
Dank voor de felicitatie en het bieden van de gelegenheid mijn overstap in dit magazine toe te lichten. Ik ben in 2000 als advocaat begonnen bij Van Leeuwen Van der Eerden Advocaten in Den Bosch, dat in 2007 fuseerde met Holla Advocaten. In 2020 ben ik als eenpitter verdergegaan, en dat beviel prima. Toen Vincent van Waterschoot, partner bij Wildenberg, mij in het najaar van 2022 polste of ik interesse had, was mijn eerste reactie letterlijk: “Ik ben niet op zoek, maar praten kan altijd.” Er was echter direct een goede klik, en gaandeweg het ‘daten’ met Vincent en Sigrid Ebbeng-Horstman, de andere partner, merkte ik dat het onderdeel zijn van een team me stiekem toch wel weer erg aansprak, zeker als ik de kans zou krijgen een kantoor mede te besturen. Verder werd ik erg enthousiast van de gedachte wederom advocaat-stagiairs te begeleiden, iets dat ik bij Holla jarenlang met veel plezier heb gedaan. Een bizarre toevalligheid mag overigens heten dat mijn kantoorgenoot Max van Olden ook bij Van Leeuwen Van der Eerden heeft gewerkt en dat zowel zijn vertrek destijds bij Van Leeuwen Van der Eerden als zijn vrij recente vertrek als advocaat bij Wildenberg – Max is nog wel legal counsel – aanleiding is geweest voor mijn komst naar beide kantoren. L‘histoire se répète.
Was het moeilijk om deze beslissing te nemen?
Nee, integendeel. Ofschoon ik er ooit bewust voor koos als vrije vogel uit te vliegen, voelt de terugkeer naar een meermanskantoor als logisch en natuurlijk. Kennelijk kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Dat ik mag samenwerken met kundige, betrokken en bijzonder gezellige advocaten in een kantoor met een uitstekende reputatie in Nijmegen en omstreken heeft de beslissing nog gemakkelijker gemaakt.
Wat wordt uw grootste uitdaging?
‘Grootste’ is een groot woord, maar ik beschouw het als een interessante en persoonlijke uitdaging om voor het eerst in mijn carrière een rol als werkgever te vervullen. In mijn eerste week bij Wildenberg heb ik al mogen ervaren hoe verrijkend en motiverend dat kan zijn. Dat smaakt absoluut naar meer.
Welke zaak is u het meest bijgebleven?
Ik bewaar, zoals dat waarschijnlijk geldt voor de meeste advocaten, aan veel zaken bijzondere herinneringen. Als ik één zaak zou moeten noemen, dan is het de ‘landjepik’-kwestie in een villawijk in het Brabantse Boxtel. Aanleiding voor dit langslepende geschil tussen de gemeente Boxtel en de bewoners van die wijk was de aanleg van een nieuwe riolering. De gemeente diende hiervoor gebruik te maken van de bermen tussen de wegen en de percelen van de bewoners. De bewoners vonden echter dat de diverse voorzieningen maar onder het wegdek moesten worden aangelegd, nu zij meenden door verjaring eigenaar van de gemeentebermen te zijn geworden. Volgens de bewoners maakten zij al ruim twintig jaar gebruik van de bewuste stroken grond. Namens de gemeente heb ik vervolgens zevenentwintig bewoners gedagvaard en gevorderd de ‘geannexeerde’ gronden te ontruimen. Het leidde tot twee dagvullende descentes, waarbij ik met de advocaat van de wederpartijen, de rechter en een bont gezelschap van veelal deftige bewoners door de wijk trok, als ware het een processie, op de voet gevolgd door de krant en een verslaggever van rechtspraak.nl. Het leidde tot drieëntwintig overwinningen in eerste aanleg. De zaken die in hoger beroep belandden werden alle winnend afgesloten. Wat ik destijds nog niet kon bevroeden, was dat deze arresten (uit 2016) er in belangrijke mate voor hebben gezorgd dat het inmiddels vaste jurisprudentie is dat de lat voor eigendomsverkrijging door verjaring van publieke gronden hoger ligt dan bij particuliere gronden. Nu kan het zijn dat de Hoge Raad hier ooit anders over gaat denken, maar tot die tijd geniet ik in alle onbescheidenheid van mijn ‘nalatenschap’.
En tot slot: wat mogen uw nieuwe collega’s – en alle lezers van Mr. – van u weten wat zij waarschijnlijk nooit te weten zouden zijn gekomen als u dat hier niet verteld had?
We leven in een informatietijdperk, waarin via social media veel met elkaar wordt gedeeld en iedereen alles van elkaar lijkt te (willen) weten. Deze vraag past daar goed bij. Ik zou als tegengeluid willen antwoorden dat ik het, zeker in deze tijd, als een groot goed beschouw dat er dingen zijn die mijn nieuwe collega’s – en alle lezers van Mr. – nooit te weten zullen komen, althans niet uit mijn mond (haha). Laten we vooral zaken voor onszelf houden, is mijn pleidooi.