Bij samenloop van rechtsmachtsbepalingen gaat de werknemersaansprakelijkheid boven de bestuurdersaansprakelijkheid

In de Nederlandse internationale rechtspraktijk werd een bestuurder bij onbehoorlijke taakvervulling (interne bestuurdersaansprakelijkheid) in de zin van art. 2:9 BW steeds op grond van wanprestatie gedagvaard ter plaatse van de rechter van de vestigingsplaats van de vennootschap. Dit volgde uit de rechtsmachtbepaling van art. 5 aanhef en sub 1 EEX-Verordening (verbintenis uit overeenkomst). Aan deze rechtspraktijk is nu een einde gekomen. Als er tevens sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap en de directeur kan de bestuurder enkel worden gedagvaard bij de rechter van de woonplaats van de bestuurder, uiteraard behoudens een rechtsgeldige forumkeuze. De rechtsmachtbepalingen van art. 18-21 EEX-Verordening (thans art. 20-23 EEX-VO herschikking) zijn gericht op de bescherming van de werknemer als zwakkere partij. Deze bevoegdheidsregels derogeren dan ook aan de artikelen 2 en 5 EEX-Verordening. Zodra een overeenkomst als arbeidsovereenkomst in de zin van de EEX-Verordening kan worden gekwalificeerd, gaan de rechtsmachtbepalingen van art. 18-21 EEX-Verordening voor de algemene rechtsmachtbepalingen.

Zo werd een in Duitsland woonachtige bestuurder van een in Nederland gevestigd bedrijf in Nederland gedagvaard wegens onbehoorlijke taakvervulling en onrechtmatig handelen. De HR heeft bij arrest van 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:133, NJ 2017/253 m.nt. Strikwerda in navolging van de prejudiciële beslissing van het HvJ EU 10 september 2015 (C-47/14), ECLI:EU:C:2015:574, NJ 2017/252 bepaald dat er tussen de Duitse bestuurder en de Nederlandse vennootschap sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 18-21 EEX-Verordening. Het begrip ‘arbeidsovereenkomst’ in de zin van art. 18-21 EEX-Verordening moet namelijk verordeningsautonoom worden uitgelegd. Het Nederlandse recht is daarbij niet bepalend. Volgens het HvJ EU is beslissend of de directeur en bestuurder van de vennootschap “gedurende bepaalde tijd voor en onder gezag van die vennootschap prestaties heeft verricht tegen beloning, en of daarbij sprake was van een duurzame band waardoor hij een bepaalde plaats in het bedrijf van die onderneming innam.”

Volgens het HvJ EU moet de ondergeschiktheidsrelatie van geval tot geval, aan de hand van alle gegevens en alle omstandigheden die de verhouding tussen partijen kenmerkt, worden getoetst. Hiervan was in de onderhavige zaak sprake. Na 7 jaar procederen tot het HvJ EU en terug naar de HR heeft de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaard en zal de vennootschap zich alsnog tot de Duitse rechter moeten wenden.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven