“Tijdens mijn werk als advocaat bij NautaDutilh zag ik nooit iets van de sociale advocatuur”, steekt Teun Struycken van wal. Dat is inmiddels wel veranderd. Als staatssecretaris maakte Struycken zich de afgelopen maanden hard voor extra investeringen in de sociale advocatuur. Deze week kon hij de Kamer verblijden met een brief waarin hij aankondigde de daarvoor benodigde financiële ruimte al per 2026 te hebben gevonden, en niet pas per 2027, zoals nog in de Voorjaarsnota stond.
“De sociale advocatuur en de commerciële advocatuur zijn echt twee gescheiden werelden in Nederland. In andere landen is dat niet zo en is het veel gangbaarder dat een commerciële advocaat ook af en toe toevoegingen doet. In Nederland is sprake van een denkbeeldige waterscheiding: een gecreëerde dijk tussen de commerciële advocatuur enerzijds, en de sociale advocatuur anderzijds. Die waterscheiding, daar moeten we van wegkomen.”
Recht doen
Een van de belangrijke uitgangspunten bij de investeringen die vanaf 2026 in de sociale advocatuur worden gedaan, is het op peil brengen van het inkomensniveau van de sociaal advocaat, legt Struycken uit. Zo worden de puntenaantallen die sociaal advocaten voor uiteenlopende typen zaken krijgen aangepast en wordt het basistarief per punt verhoogd. Ook de toeslagen gaan omhoog, evenals reiskostenvergoedingen voor mediators.
“Hiermee willen we meer recht doen aan de tijd die een sociaal advocaat aan een zaak besteedt”, licht Struycken toe. “In de afgelopen periode als staatssecretaris heb ik veel gezien van de sociale advocatuur. Ik zie daar vooral zeer betrokken, serieuze professionals met veel oog voor medemensen. Ik ben blij dat het gelukt is om structureel meer budget beschikbaar te krijgen om hen een betere vergoeding te kunnen bieden.”
Geld alleen is tegelijkertijd niet de oplossing, ziet Struycken ook. “We kampen met vergrijzing, een structureel gebrek aan aanwas en een hoge uitstroom, ook onder jonge sociaal advocaten. We zien dat zestig procent van de sociaal advocaten opereert als eenpitter, waarbij de vraag is of dat verstandig is. Naast extra geld moet er dan ook nog een hoop gebeuren om de sociale advocatuur duurzaam gezond te maken.”
Universiteiten
Struycken ziet daarbij onder meer een rol weggelegd voor rechtenfaculteiten. In Tilburg (met een extended master) en Rotterdam (als onderdeel van het Honoursprogramma) lopen er al initiatieven om de sociale advocatuur onder de aandacht te brengen bij rechtenstudenten, maar wat Struycken betreft is dat slechts een beginnetje.
“Het curriculum van de rechtenopleiding zou in mijn ogen veel meer afgestemd moeten zijn op de sociale advocatuur. Onderdeel van zo’n opleiding zou minimaal een kennismaking met de gesubsidieerde rechtsbijstand moeten zijn. Maar ook meer aandacht voor bijvoorbeeld personen- en familierecht is nodig. Ik zie momenteel veel rechtenstudenten afstuderen met maar heel beperkte kennis van het personen- en familierecht, terwijl dat nu juist die brede basis is die je nodig hebt in de sociale advocatuur.”
Negatief imago
In zijn Kamerbrief erkent Struycken dat de sociale advocatuur in Nederland momenteel lijdt onder een ‘negatief imago’. Dat zorgt voor verminderde instroom, een hoge uitstroom en daardoor een tekort aan sociaal advocaten, zeker buiten de Randstad. “Waar dat negatieve imago precies door komt, weten we eigenlijk nog niet zo goed en wordt nog onderzocht”, zegt de staatssecretaris daarover. “Als het om die hoge uitstroom gaat: we willen natuurlijk graag weten wat sociaal advocaten drijft om na een aantal jaar weer te stoppen, zodat we gerichte verbeteringen kunnen doorvoeren.”
Desondanks heeft Struycken wel een aantal vermoedens over de mogelijke redenen voor het verslechterde imago van de sociale advocatuur. “Het verwachte inkomen zal ongetwijfeld een rol spelen. Maar bovendien: het is een zwaar vak, waarin je te maken krijgt met complexe situaties en moeilijke verhalen. Het gaat vaak om kwetsbare cliënten en dat kan mentaal zwaar zijn. Daarnaast werken de meeste sociaal advocaten als zelfstandige, terwijl de nieuwe generatie afgestudeerde juristen samenwerking met directe collega’s juist belangrijk vindt.”
Samenwerking
Om die reden pleit Struycken zeer nadrukkelijk voor veel meer samenwerking tussen de commerciële en sociale advocatuur. “Je zou een jonge sociaal advocaat, die het mentaal wellicht zwaar heeft, continu de assistentie van oudere, ervaren collega’s gunnen. Maar dat gaat niet wanneer je als eenpitter in je kantoor aan huis werkt.”
Samenwerking tussen commerciële en sociaal advocaten: dat klinkt mooi, maar hoe ziet Struycken dat in de praktijk voor zich? “Het kan op allerlei manieren. Een voor de hand liggende optie is het commerciële advocatenkantoor dat er jaarlijks enkele tientallen toevoegingen bij doet, zoals in het buitenland gebruikelijk is: de hybride praktijk. Maar andere typen samenwerkingen kunnen ook.”
“Denk aan het commerciële advocatenkantoor dat als een vraagbaak of kennisbank fungeert voor sociaal advocaten”, gaat Struycken verder. “Het kan heel praktisch zijn: kosteloos kantoorruimte bieden, kennissystemen delen, opleidingen faciliteren. Er is van alles mogelijk, maar het begint met het bij elkaar brengen van die twee werelden die nu nog vaak compleet van elkaar gescheiden zijn.”
Bereidheid
Dat de commerciële advocatuur, de prestigieuze Zuidas-kantoren incluis, helemaal niet zou zitten te wachten op zo’n samenwerking met sociaal advocaten, berust volgens Struycken op een misverstand. “Ik denk het niet alleen, maar ik weet zeker dat ze ervoor openstaan en dat er bereidheid is. Ik ben de afgelopen periode veelvuldig in gesprek geweest met partners van tal van advocatenkantoren. Van hen krijg ik continu terug: we willen graag iets goeds doen, een maatschappelijke bijdrage leveren. Sterker nog: mijn oude kantoor heeft twee maanden geleden proactief ondersteuning aangeboden aan de Raad voor Rechtsbijstand om in te springen bij tekorten in de regio.”
Volgens Struycken is een hogere mate van samenwerking tussen de commerciële en sociale advocatuur niet alleen in het belang van de gesubsidieerde rechtsbijstand, maar is het juist een mes dat aan twee kanten snijdt. “In de commerciële advocatuur zien we de laatste jaren steeds meer specialisatie, met als gevolg: jonge advocaten doen steeds minder proceservaring op. Proceservaring opdoen is nu bij uitstek iets wat in de sociale advocatuur kan. Voor grote, commerciële kantoren is het dus helemaal niet gek om jonge, talentvolle advocaten ook deels in de sociale advocatuur tot wasdom te laten komen.”
Dat laatste gebeurt overigens al regelmatig, zoals blijkt uit een artikel van Mr. Online van anderhalf jaar geleden.
Geïntegreerde dienstverlening
Struyckens ideaalbeeld voor over een jaar of vijf? “Een geïntegreerde dienstverlening voor rechtzoekende Nederlanders, waarbij commerciële advocatenkantoren een nadrukkelijke rol hebben in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Ofwel door zelf toevoegingszaken te doen, ofwel door de sociale advocatuur te faciliteren, op wat voor wijze dan ook.”
Die geïntegreerde dienstverlening is wat Struycken betreft wel breder dan de advocatuur alleen. “We moeten juridische problemen in Nederland ook proberen eerder te verhelpen. Bijvoorbeeld met alternatieve geschilbeslechting, effectieve juridische loketten en een landelijk dekkend netwerk van kosteloze rechtsbijstand. Dat zou de vraag naar de sociale advocatuur verminderen, waarmee we een deel van de problemen ook al kunnen oplossen.”
Ondertussen blijft de staatssecretaris zich hard maken voor het versterken van de sociale advocatuur en het aantrekkelijker maken van het vak. “Als commercieel advocaat heb ik zelf twintig jaar lang te horen gekregen: toevoegingen doen wij hier niet, want we gaan niet de kaas van het brood eten van de sociale advocatuur. Ik, en velen met mij, zijn gevoed met het idee dat het twee werelden zijn die weinig van elkaar moeten hebben. Nu ik de andere kant goed heb gezien, weet ik dat dat niet zo zou moeten zijn en hoop ik dat we daarvan wegkomen. Die waterscheiding moet verdwijnen.”