Stukken van mensen

Delen:

Goedemiddag Literatuurvrienden!

Stukken van mensen‘, Leonard Nolens’ in 1989 gepubliceerde ‘Dagboek 1979-1982’, dat hij zelf veel fraaier een ‘cahier’ noemt, hoort op het eerste gezicht niet thuis in dit feuilleton, maar bij nader inzien mag het er niet in ontbreken. Dichter/schrijver Nolens is namelijk als geen ander thuis in de regels – hij ‘componeert’ ze – en die zijn immers ook ons ‘geef ons heden, ons dagelijks brood’, met dit verschil dat Nolens er – meestal – prachtige gedichten mee componeert en ze bij ons in wetten, adviezen, processtukken, rechtspraak en wetenschappelijke artikelen belanden. De ene regel is de andere niet, zullen we maar zeggen. De regel met de schoonheid van een literaire of dichterlijke inslag ligt in de juridische wereld ook niet één, twee, drie voor het grijpen, ook al lezen sommige tournures in wet en recht als een schoon vers. Ik zal de laatste zijn om dat niet toe te geven. Maar – geef toe – veel is dor en droog, uitgebeend door vastgeroeste principes, compromis en traditie. De makke van de rechtsregel is de logica van het verstand zonder gevoel. De macht van de gewoonte, gespeend van iedere creativiteit, het resultaat. Dan is het goed – voor het tegenwicht – dat er regelschrijvers als Nolens zijn, die in ‘stukken van mensen’ de ene rake, waardevolle regel na de andere creëert, waarvan ik er een paar, na overdenking, dus zeker niet lukraak, graag met u deel, omdat ze toch wel een sprekende connotatie hebben met ‘ons dagelijks brood’ dat de rechtsregel heet.

Antwerpen, donderdag 27 december 1979

Hij denkt dat hij eindelijk de leeftijd heeft bereikt om rustig aan tafel te gaan zitten, pratend, schrijvend over zichzelf als was hij een ander, zonder de slaaf te zijn van het woord, van het gedicht dat hem jarenlang heeft geplaagd met zijn rigoureuze wetten: eindelijk dingen, toestanden, mensen op het spoor komen; afstand doen van bestaande partituren; denken met niets achter de hand, met niets in de mouwen, argeloos. Daarnaar verlangt hij nu, en de onmogelijkheid daarvan maakt dat verlangen alleen maar groter. Weigeren om te vervallen in de vertrouwde denktrant van het spreken over spreken, het schrijven over het schrijven. Vanzelfsprekend aanwezig zijn. Vanzelfsprekend. Charme van de utopie.’

Antwerpen, dinsdag 15 januari 1980

Eén dag per week spreekverbod, voor iedereen, en van staatswege uitgevaardigd.’

Antwerpen, donderdag 24 januari 1980

Onder moraal versta ik de wet die strookt met mijn door afkomst, geboorte, opvoeding, religie, studies en lectuur geconditioneerde, lichamelijke smaak in het leven; moraal als een fysiologisch mechanisme van vooroordelen en voorkeuren; moraal is wat past bij mijn lichaam; moraal dus als een wezenlijk dynamische (veranderlijke) wet, particulier en privaat.

Antwerpen, vrijdag 29 februari 1980

De meeste mensen kunnen niets. Ze kunnen geen kast maken of een lied zingen, niet lekker koken of een fantasierijk gesprek voeren, geen mooie brieven schrijven of een instrument bespelen. Het enige wat de meeste mensen kunnen is op een stompzinnige manier geld verdienen, dank zij diploma’s die verwisselbaar zijn en die ze ooit hebben ontvangen voor verworven kennis waar ze verder niets mee doen, niets mee maken. Met dat geld laten ze hun kasten maken, doen ze anderen liederen zingen, lekker koken in restaurants, fantasierijke gesprekken voeren op televisie of in het theater, met dat geld kopen ze schrijvers, kopen ze taal, denken, gevoelens. Niet zij, maar hun geld is creatief. Geld is hun manier om zichzelf te verschuilen voor hun eigen onvermogen iets te maken. Geld – in wezen een fictie – geeft waarde aan hun bestaan, en zonder dat geld verdwalen de meesten in het vacuüm van zichzelf. De meesten kunnen niets. Maar de meesten zijn de mensen die de wetten spellen en onbewust afgunstig zijn op de enkeling die zich realiseert in de wereld, zijn tijd vertaalt in schoonheid voor een ander, zijn smalle stoel vertimmert tot een huis met honderden kamers en klokken.’

Heide-Kalmthout, zaterdag 19 juli 1980

Novalis geplunderd:

“Hoe eenvoudiger de wetten, hoe moeilijker hun toepassing.”

Antwerpen, zaterdag 14 februari 1981

Al heel vroeg – ik was achttien of negentien – leek niks mij echt de moeite waard om voor te leven, omdat ik altijd maar moest kiezen, en ik wou alles ineens: acteren en schrijven, musicus worden en advocaat, romanist en germanist, monnik en makelaar, niks doen en rijk zijn. Waarschijnlijk ben ik schrijver geworden omdat ik alles wou zijn.’

Verlangt het zorgvuldig componeren en bespelen van de rechtsregel immers niet ook wat Nolens op 29 januari 1980 terecht over (literatuur) schrijven noteerde:

Schrijven is verlangen naar het onbestaande, het onmogelijke’
BANNING N.V.

Gino van Roeyen

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Ook interessant:

Scroll naar boven