Toga ruilen met de tegenpool

Waarom maakt een officier van justitie de overstap naar de advocatuur of stapt een advocaat over naar het Openbaar Ministerie? Het kan zijn omdat je van je managing partner te horen krijgt: “Your days are over.” Of omdat je als hoofdofficier van justitie het veld moet ruimen. Of omdat je als advocaat bent uitgekeken op interne onderzoeken.

Delen:

advocaat-rechtbank_5760 (Klein)
Foto: Geert Snoeijer

Robert Hein Broekhuijsen werkte als transport- en verzekeringsadvocaat van 1999 tot 2004 bij advocatenkantoor SchutGrosheide, dat opging in het Engelse DLA. Broekhuijsen verhuisde naar Londen en was van 2004 tot 2005 DLA-bestuurslid. Hij had het er redelijk naar zijn zin, totdat duidelijk werd dat een Amerikaan zijn positie zou overnemen. Broekhuijsen pakte zijn boeltje, keerde terug naar Nederland en vroeg zich af: wat nu?

Oude klanten belden, Engelse kantoren vroegen of hij in het bestuur wilde, maar het was het allemaal nét niet. Broekhuijsen besloot een werkpauze van negen maanden in te lassen, ging veel naar de sportschool (“Ik was kilo’s te zwaar van al dat zakelijke eten”) en nam uitgebreid de tijd om na te denken over hoe hij zijn leven verder wilde inrichten.

Zijn gedachten gingen terug naar de periode dat hij als beginnend advocaat ook strafzaken deed. Met één daarvan haalde hij de voorpagina van De Telegraaf. Dat ging om drie liquidaties in de nasleep van de ‘haringkarmoord’ in 1983, tijdens de drugsoorlog tussen Chileense en Argentijnse drugsbendes. Broekhuijsen ontdekte dat de banden met de tapverslagen weg waren, waarop vrijspraak volgde. Toen zich vervolgens allerlei criminele figuren bij het keurige advocatenkantoor meldden, trapten zijn bazen op de rem. “Maar mijn belangstelling was gewekt.”

Een andere link met criminaliteit was dat hij als verzekeringsadvocaat veel ‘stinkzaken’ deed. “Megaclaims in het Verre Oosten, Amerika, Afrika. Het had vaak te maken met fraudepatronen. Mijn stiel was: analyseren hoe iets in elkaar zit, en dan oplossen.” Het strafrecht was dus nooit ver weg voor civilist Broekhuijsen, die in 2005 aan de slag ging bij het Openbaar Ministerie.

Maatschappelijk belang

Niet dat iedereen zo’n overstap direct begrijpt. Toen Tessa van Roomen in september 2017 van advocatenkantoor
Jones Day naar het OM ging, kreeg ze reacties als: “Goh, wilde je een stapje terug doen, voor een betere work-life balance?” Zelf ziet ze dat heel anders. “Ik werkte negen jaar bij de klassieke Zuidas-kantoren Simmons & Simmons, Houthoff en Jones Day”, vertelt ze. “Ik deed hoofdzakelijke fraudezaken, en soms ook wat commune strafzaken. Maar de commerciële kantoren gingen zich steeds meer focussen op interne onderzoeken en compliance-advies. Interessant, maar ik wilde meer vakinhoudelijk met het financieel-economisch strafrecht bezig zijn, en ik had de behoefte om iets nieuws te doen.”

Bij de commerciële cliënten staat het financiële belang voorop, maar Van Roomen wilde zich meer wijden aan het maatschappelijk belang. “En volgens mij was het aan de andere kant ook heel erg leuk werken. Je krijgt te maken met opsporingsvragen, bent proactief bezig, werkt samen met opsporingsdiensten, moet nadenken over tactiek en regie.” Na gesprekken met het OM was de keuze in 2017 snel gemaakt. Ze kende het werk van een officier al goed, en volgde een tweejarige opleiding op maat die ze inmiddels heeft afgerond. “Het ging in mijn geval meer om de vaardigheden dan de vakinhoud, want die kende ik al.”

Schroom

Charles van der Voort legde de omgekeerde weg af. Dertig jaar werkte hij bij het Openbaar Ministerie, waar hij in 1989 als officier van justitie in Den Haag begon. Daarna werd hij teamleider en plaatsvervangend hoofdofficier in Den Bosch, landelijk hoofdadvocaat-generaal, hoofdofficier van justitie/directeur bij het Parket-Generaal, en uiteindelijk hoofdofficier in Breda, waar hij het veld moest ruimen na een rapport over de onveilige werksfeer. ‘Ga ik na een heel leven bij het OM nog iets anders doen?’,  vroeg hij zich af. Toen hij niet echt warm werd van de banen die het OM hem aanbood, ging hij te rade bij een aantal advocaten, om over een nieuwe horizon te praten. Dat leidde er uiteindelijk toe dat hij het College van procureurs-generaal om een exit-regeling vroeg. Wilde hij ooit nog iets anders gaan doen, dan was dít het moment. Een advocaat zei tegen hem: “In het strafrecht is jouw naam een merk, je zult zien dat er een markt voor je is.”

Toch vond Van der Voort de stap een beetje eng. “Binnen het OM stond ik bekend als een macher, een ondernemend iemand. Maar toen de overstap naar de advocatuur dichtbij kwam, vroeg ik me af of ik wel ondernemer kon zijn.” Toen hij in contact kwam met Ivo Leenders (toen nog partner bij Hertoghs Advocaten), liet Van der Voort zijn schroom varen. “Ivo wilde een eigen kantoor beginnen, en zijn plan beviel me wel. Een kantoor met aandacht voor de medewerkers en cliënten. Het werk moet uitdagend zijn, dan haal je het beste in mensen naar boven.” Samen kwamen ze tot de conclusie dat Van der Voort van toegevoegde waarde zou kunnen zijn in een praktijk van fiscaal en financieel strafrecht. “Ik ben geen fiscalist, maar ik weet wat witwassen, fraude, valsheid in geschrifte is.”

Hij heeft lang nagedacht of het nodig was advocaat te worden, en niet of counsel of iets dergelijks. “Maar advocaten hebben me ervan overtuigd dat je pas echt van meerwaarde bent als cliënten je alles kunnen vertellen. Je geheimhoudingsplicht is heel relevant. Ik heb daarom besloten echt advocaat te worden.” En dus werd hij afgelopen zomer, met de nodige publicitaire aandacht, beëdigd.

Magistratelijk denken

Robbert-Jan Boswijk stapte in april 2017 over van AKD naar het Openbaar Ministerie. Hij had eerder gewerkt bij Houthoff (van 2008 tot 2011) en Van Bavel Advocaten (2011 tot 2015), altijd als specialist financieel-economisch strafrecht. “Maar na tien jaar advocatuur had ik behoefte aan iets anders. Ik deed inhoudelijk interessante zaken, maar ik haalde minder voldoening uit mijn werk, en wilde iets nieuws leren.”

Boswijk deed een tweejarige opleiding tot officier en kwam, zoals zoveel advocaten uit de hoek van het financieel-economische strafrecht, terecht bij het Functioneel Parket in Rotterdam. En al is de juridische basis grofweg dezelfde, het werk van een officier verschilt toch fundamenteel van het advocatenberoep. “Als officier bouw je een zaak vanaf de grond op, als advocaat ben je meer reactief. Als advocaat sta je primair voor het belang van je cliënt, als officier moet je magistratelijk denken, en ook rekening houden met het belang van de samenleving en van de verdachte. Al die belangen verwerk je in je strafeis.”

Je eigen winkel

De overstap naar het OM was voor Tessa van Roomen wennen. “Binnen het OM heb je meer je eigen winkeltje: veel vrijheid, en dat is prettig. Ik moest wel wennen aan het OM als organisatie. In de commerciële advocatuur zijn er bijna onbeperkte middelen om dingen uit te zoeken. Hier is dat anders.”

Een inhoudelijk verschil is dat de focus volledig ligt op de waarheidsvinding, en niet meer op het partijbelang. Het grootste verschil is dat bij het OM alles onder een vergrootglas ligt. “Je moet in iedere zaak rekening te houden met allerlei belangen. Er staat niet alleen heel veel op het spel voor de verdachte, je hebt te maken met gespecialiseerde advocaten en benadeelde partijen, media zitten er bovenop, er worden Kamervragen gesteld, Wob-verzoeken ingediend, noem maar op. Dat maakt het heel uitdagend.”

Van Roomen noemt het beslist een voordeel dat ze aan de andere kant heeft gestaan. Als de verdediging in de opsporingsfase bepaalde verzoeken doet, snapt ze eerder waar dat vandaan komt. “Dus daar heb ik voordeel bij.” Ze vervolgt: “Ik merk wel dat sommige collega’s wantrouwig staan tegenover advocaten, ik heb dat zelf niet. We hebben als ZM, OM en advocatuur allemaal een belangrijke rol in de rechtsstaat. Ik denk dat ik me door mijn achtergrond beter kan inleven in opvattingen van de verdediging, en ik kan dat loskoppelen van de persoon van de advocaat. Dat is belangrijk, want we zijn allemaal professionals, we blijven elkaar tegenkomen. Het mag er in de zittingszaal hard aan toegaan, de professionele relatie moet goed blijven.”

Totaal ander vak

Robert Hein Broekhuijsen kwam in 2005 bepaald niet in een gespreid bedje bij het Openbaar Ministerie. Hij moest tien keer bellen voordat hij bij de PG op de koffie kon komen. Broekhuijsen wilde bestuurder worden, maar dat zag het OM niet zitten. “Wij hebben zelf geleerd leiding te geven”, kreeg hij te horen. Ze boden hem een baan aan als officier bij het Functioneel Parket. Het kostte hem twee jaar om zich het vak officier van justitie eigen te maken. “Ik ben van oorsprong geen strafrechtjurist, en strafrecht zit heel anders in elkaar dan civiel recht. Of je als advocaat officier kunt worden? Ja, maar het viel in het begin wel vies tegen. Het is een totaal ander vak. Als advocaat ben je dienstbaar aan je cliënt, je hebt geen echte eigen rol. Als officier ben je je eigen acteur in het veld. In zijn eigen zaak is de officier ongekend machtig.”

Een officier heeft andere vaardigheden nodig dan een advocaat, vindt Broekhuijsen. “Je maakt een bouwwerk dat in juridische en feitelijke zin overeind moet blijven tegen aanvallen vanuit de advocatuur. Als advocaat moet je zo’n bouwwerk juist afbreken.”

Broekhuijsen rondde de grote Klimopzaak en het Rotterdamse Havenschandaal met succes af. “Dat is niet omdat ik een heel goede strafrechtjurist ben, maar wel omdat ik uithoudingsvermogen heb, en heb geleerd om leiding te geven. Je moet blijven brainstormen, mensen motiveren et cetera. En je moet strategisch inzicht hebben en je zaak zodanig inrichten dat hij overeind blijft. Een officier met alleen het wetboek in de hand zal meestal een grote zaak niet tot een goed einde brengen. Bij de vastgoedfraude begonnen we met negen man opsporing en eindigden met 150.”

Hij heeft “nergens zo hard gewerkt als bij het OM”, omdat de druk soms heel groot was. Over de Klimopzaak zei zijn baas: “Als het mislukt, is het heel erg voor het OM.” Gelukkig ging het goed.

Bevrijding

Charles van der Voort werd op 31 augustus 2019 beëdigd als advocaat. Hij is nu advocaat-stagiair-ondernemer bij VOI Advocaten in Breda, heeft net als alle andere advocaat-stagiairs een patroon (Ivo Leenders) en is lid van De Jonge Balie. En ja, hij moet ook de verplichte driejarige beroepsopleiding doen. “Ik ben op hetzelfde moment begonnen als mijn zoon die in maart is afgestudeerd en nu bij Houthoff werkt.”

Met zijn 61 jaar is Van de Voort verreweg de oudste van zijn cohort. “Ik ben zwaar onder de indruk van die opleiding. De inhoud is voor mij deels nieuw, ik had daar specialisten voor. Nu moet je uit je hoofd weten welke beginselen in welke arresten van het EHRM staan. Vroeger had ik dat in één keer onder de knie, nu moet ik het zes keer lezen. Aan de andere kant hebben die jongens en meisjes geen moeilijke gesprekken gevoerd, wat ik wel heb gedaan. Daar besteedt de opleiding ook veel aandacht aan.”

Een omslag in het denken was het zeker: “Maar als het dan lukt om cliënten binnen te halen, is het zo leuk. Ik vind het heerlijk om ondernemer te zijn. Mensen zien het aan me, ik zie er veel frisser uit. Vragen zich af: had je dat niet veel eerder kunnen doen? Maar ik realiseer me dat ik het zonder de ervaring bij het OM misschien niet had gekund.” Hij heeft geen seconde spijt van zijn keuze. “Het voelt deels als een bevrijding uit een keurslijf. En het werkt hè. Mensen zien op Google: hé, daar zitten een oud-hoofdofficier en een advocaat met ruim zeventien jaar ervaring in fiscale en fraudezaken. Die combinatie is aantrekkelijk voor cliënten.”

Het verdedigen van verdachten die hij vroeger vervolgde is niet aan de orde, zegt hij. “Ik wil per se geen oude bekenden tegenkomen. Geen verdachten en ook geen officieren van het parket Breda. En dat gebeurt ook niet, want we doen geen toevoegingen. Dus verkrachters, moordenaars, overvallers en drugshandelaren komen hier in principe niet. Ik wil ook niet dat er maar wordt gedácht dat ik informatie uit mijn vorige baan ga gebruiken.”

Grip op je agenda

Robbert-Jan Boswijk wijst op de betekenis van de fysieke positie van de officier in de rechtszaal: op een verhoging schuin naast de rechters. Die plek is een weerspiegeling van de rol die de aanklager heeft. “Je zit op een verhoging, dat is toch echt anders dan de positie van de advocaat in de rechtszaal. Het voelde voor mij als een bijzonder moment, om daar in toga te staan als magistraat.”

Op de vraag of het beroep van officier een andere persoonlijkheid vergt dan de advocatuur, antwoordt Boswijk: “Mijn persoonlijkheid is niet veranderd. Maar mijn gedrag soms wel. Als advocaat stelde ik me soms joviaal op, als officier is dat soms minder passend.”

Boswijk zegt dat hij als officier plezier heeft van de onderzoekservaring die hij eerder opdeed als advocaat. “Ik had al interne onderzoeken gedaan toen ik bij Houthoff en AKD werkte.” Maar, voegt hij daar aan toe: “Dit is toch anders. Nu stuur je teams van de FIOD en de Voedsel- en Warenautoriteit aan.” Hij zegt dat creatieve oplossingen daarbij van wezenlijk belang zijn. “Je hebt als officier echt veel invloed door accenten te leggen, bijvoorbeeld naar welk bewijs je gaat zoeken, welke middelen je daarvoor gaat inzetten et cetera.”
Dat hij in de rechtbank soms tegenover ex-collega’s komt te staan die de verdachten vertegenwoordigen, vindt Boswijk geen probleem. “Nee eigenlijk niet, je hebt op zitting allebei je eigen rol, en na afloop is de sfeer weer vriendelijk. De meeste collega’s in de advocatuur begrijpen wel dat ik de overstap wilde maken. Ze zijn ook vaak nieuwsgierig naar hoe het is om bij het OM te werken.”

En hoe staat het met de arbeidsomstandigheden, zoals werkdruk en inkomen? In de advocatuur is de klant koning, ook als hij zaterdagmiddag belt terwijl je net op het punt stond om met je kind naar voetbal te gaan. “Als advocaat is het moeilijker om je werk te plannen: je werkt voor een cliënt en als die vragen heeft, dan moet je er staan. Als officier heb je meer grip op je agenda, al werk je soms in het weekend als de situatie daar om vraagt.” En ook over zijn beloning is Boswijk tevreden. “Als officier kun je een goed inkomen hebben.”

Saamhorigheid

Na grote zaken te hebben gedaan wilde Broekhuijsen graag leiding geven bij het OM. Toen dat er niet in zat, keerde hij in 2011 terug naar de advocatuur. De gesprekken met partners van grote kantoren vielen hem rauw op het dak. “Niemand vroeg wat ik had gedaan bij het OM. Ze wilden alleen weten hoeveel klanten ik kon meenemen, en hoeveel declarabele uren ik dacht te maken. Dat was zo’n contrast met de enorme saamhorigheid bij het OM. Het paste niet.”

Samen met Jacqueline van den Bosch (ex-Houthoff) richtte hij het nichekantoor Ivy op. Ivy richt zich volledig op intern onderzoek en het bijstaan van ondernemingen bij onregelmatigheden. Geprocedeerd in strafzaken heeft hij niet meer: “Ik heb gelukkig nooit in de rechtbank hoeven roepen dat het OM het helemaal fout deed.”

Tegenpolen

De advocatuur en het Openbaar Ministerie: ze worden gezien als tegenpolen binnen de rechtspleging. En ja, het zijn twee werelden, maar er zijn ook veel overeenkomsten tussen beide togaberoepen. Een overstap is goed te doen.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven