De voorrang voor woningbouwzaken boven andere rechtszaken in het omgevingsrecht geldt sinds medio 2024. De Raad van State nam het besluit destijds gezien de maatschappelijke druk om nieuwbouwprojecten zo snel mogelijk van de grond te krijgen. In het jaarverslag over 2024 maakte de Raad van State onlangs bekend dat de regeling succesvol is geweest: de doorlooptijd van woningbouwzaken is door de voorrangspositie met zo’n vijftig procent teruggenomen tot gemiddeld zeven maanden.
“In het afgelopen jaar zijn daardoor 250 woningbouwprojecten met voorrang behandeld, samen goed voor zo’n 62.000 woningen”, schrijft de Raad van State in het persbericht waar de verlenging van de voorrangsregeling wordt aangekondigd. De inhoudelijke procedure verloopt binnen het voorrangsproject overigens niet anders dan een procedure waarbij geen voorrang zou zijn verleend. Termijnen blijven voor procespartijen hetzelfde en de behandeling ter zitting verloopt even nauwkeurig als voor de regeling.
Stikstof
De maatschappelijke druk op het zo snel mogelijk afwikkelen van woningbouwzaken door de Raad van State heeft alles te maken met de problematiek rondom stikstofdepositie in ons land. Daardoor staat vergunningverlening in de woningbouw onder druk en kunnen tal van nieuwbouwprojecten voorlopig niet doorgaan.
De Raad van State ziet op dat vlak bovendien nog geen licht aan het eind van de tunnel, zo bleek onlangs eveneens. De door minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) gevraagde voorlichting over de mogelijkheden tot introductie van een rekenkundige ondergrens voor stikstofdepositie kan namelijk op serieuze bezwaren van de Afdeling advisering van de Raad van State rekenen. Invoering van die rekenkundige ondergrens – die zou betekenen dat voor projecten waarbij relatief weinig stikstof vrijkomt geen vergunning meer zou hoeven worden aangevraagd – is juridisch zeer waarschijnlijk niet houdbaar, concludeert de Afdeling, die de onderbouwing van de minister “kwetsbaar” noemt.
“De Afdeling advisering ziet ook als risico dat de ondergrens door de bestuursrechter niet zal worden gekwalificeerd als een rekenkundige ondergrens, maar moet worden beschouwd als een beleidsmatig gekozen drempelwaarde. De Afdeling advisering concludeert dat de ondergrens waarvan de voorlichtingsvraag uitgaat risico’s met zich brengt. Hoe dan ook is fors natuurherstel in Nederland dringend gewenst.”