Unilever-fusie: Waarom de mogelijke exit-heffing zoveel stof doet opwaaien

Delen:

beeld: Depositphotos

De fusie van de Nederlands-Britse onderneming Unilever, waaronder merken als Andrélon, Lipton, Axe en Ben and Jerry’s toebehoren, staat onder grote druk door een wetsvoorstel van GroenLinks. Vraag is of dit voorstel juridisch haalbaar is.

Onlangs werd bekend dat het Britse hof het voorstel voor de fusie heeft goedgekeurd, waarmee Unilever een nieuwe stap richting de voltooiing van de fusie heeft genomen. Hiermee beoogt de onderneming een structuurwijziging teneinde haar huidige, duale bedrijfsstructuur te beëindigen. Het kantoor in Rotterdam verdwijnt, de Nederlandse aandelen worden omgezet naar Engelse aandelen en de statutaire zetel komt in het Verenigd-Koninkrijk te liggen. Het meest relevante onderdeel, voor zowel Unilever als de Nederlandse Staten-Generaal, is belastingtechnisch. Unilever en haar aandeelhouders hoeven na de samenvoeging geen dividendbelasting in Engeland te betalen én, niet geheel onbelangrijk, de Nederlandse Ontvanger ontvangt een aanzienlijke som dividendbelasting minder.

De exit-heffing

GroenLinks poogde deze gang van zaken te voorkomen door middel van de zogenoemde Unilever-wet: een spoedwet om zo specifiek Shell en Unilever te verankeren in Nederland. De wet behelsde een exit-heffing voor bedrijven die na 10 juli 2020 vertrekken naar het buitenland, hetgeen over de winst die is opgebouwd in Nederland wordt geheven. Bijkomstig en niet geheel irrelevant was de terugwerkende kracht van de wet. Naar verluidt betreft in dat geval de rekening voor Unilever van 10 miljard euro. Een prijskaartje dat de onderneming niet bereid is te betalen, wat bleek in een aandeelhoudersbericht. Kritiek op deze regeling was daarentegen niet schaars. De Raad van State schreef een vernietigend advies, die minister Wiebes omschreef als “het bloed druipt er ongeveer vanaf”. Volgens ‘s lands belangrijkste adviesorgaan kon het wetsvoorstel geen doorgang vinden zonder strijdigheid met geldende belastingverdragen en het Unierecht.

Bezwaren Raad van State

Allereerst vormt het OESO-verdrag voor vele staten, daartoe mede gerekend Nederland, het uitgangspunt bij belastingverdragen. Hier geldt het woonlandbeginsel: dividend is belast in de woonstaat van de aandeelhouder op het moment dat het dividend wordt uitgekeerd. De belasting geschiedt in beginsel niet vóór of zonder deze uitkering. Vindt er geen uitkering plaats aan de aandeelhouders, dan zou er evenmin een belasting verschuldigd zijn.  Het voorstel vormt hierop een ingrijpende inbreuk, omdat daarin de vennootschap de belastingplichtige is. De voorgestelde regeling voorziet in een ‘boete’ die voorshands betaald moet worden; men zet de prijs op toekomstige, nog niet uitgekeerde dividend. Wanneer de beslissingsbevoegde besluit tot winstreservering dan leidt deze constructie tot belasting van de inmiddels in het buitenland gevestigde vennootschap, hetgeen in strijd is met het woonlandbeginsel.

Voorts zou het Unierecht zich verzetten middels haar kenmerkende vrijheid van vestiging en vrij verkeer van personen, neergelegd in artikelen 49 VWEU en 63 VWEU. Een schending of beperking van deze grondslagen is slechts aanvaardbaar indien de maatregel het algemeen belang dient en aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet. Het voorstel van Kamerlid Snels schortte echter bij deze toets aan motivering, effectiviteit en evenredigheid.

Progressie

Desalniettemin is de fusievijand nog niet verslagen. Integendeel, het nagestreefde doel kan zelfs rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer. GroenLinks, D66, de ChristenUnie en het CDA hebben zich positief uitgesproken over het voorstel. Naar aanleiding van de consultatie reageerde Snels met een brief waarin hij stelde dat de Raad van State uitgaat van een verkeerde interpretatie. De dividendbelasting zou volgens hem slechts een extra druk op de aandeelhouders zijn en niet op de vennootschap zelf. Tevens is het wetsvoorstel met behulp van enkele hoogleraren gewijzigd, in de zin dat alle bedrijven hiermee worden getroffen in plaats van alleen bedrijven van een bepaald formaat. Bovendien zou de wet nu vanaf 18 september ingaan dankzij terugwerkende kracht.

Concluderend kunnen er enkele vraagtekens bij de fusie van Unilever worden gezet. Een dreigende belastingwet en brexit zweven als donkere wolken boven de zetelverplaatsing. Of deze elementen ook daadwerkelijk fataal zullen zijn, is nu met geen zekerheid te zeggen. Only time will tell.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven