Voorwaardelijke ontbinding onder de WWZ ingeperkt

Delen:

De Hoge Raad heeft op 23 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2998) het eerste arrest gewezen over de Wet Werk en Zekerheid (WWZ). Deze uitspraak ziet op de voorwaardelijke ontbinding na ontslag op staande voet.

De voorwaardelijke ontbinding werd vóór de WWZ veel door werkgevers gebruikt om na een ontslag op staande voet een ‘ontslagvangnet’ te creëren voor het geval het ontslag op staande voet geen stand zou houden. Na inwerkingtreding van de WWZ ontstond discussie in rechtspraak en literatuur over de vraag of een voorwaardelijke ontbinding nog wel mogelijk was. De kantonrechter Enschede legde deze (prejudiciële) vraag aan de Hoge Raad voor.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke ontbinding alleen nog mogelijk is als de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt, niet als hij het ontslag in stand laat. Dat zou volgens de Hoge Raad namelijk onverenigbaar zijn met de vrijheid van het gerechtshof om – met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing relevante feiten en omstandigheden − te beslissen over een herstelveroordeling of toekenning van een billijke vergoeding.

Ik vind de uitspraak van de Hoge Raad onvoldoende recht doen aan het wettelijk ontslagstelsel, ook onder de WWZ. Een ontslag op staande voet en een ontbinding zijn immers afzonderlijk in de wet geregeld met een eigen toetsingskader. Ook na een ontslag op staande voet kunnen er goede gronden zijn voor een ontbinding. Die ontbinding dient zelfstandig te worden beoordeeld, zo nodig in twee feitelijke instanties. De Hoge Raad heeft dit echter onmogelijk gemaakt in de situatie dat een kantonrechter het ontslag op staande voet handhaaft. In dat geval kan de ontbindingsvraag namelijk alleen nog worden beantwoord in het kader van het hoger beroep tegen het in eerste aanleg gehandhaafde ontslag op staande voet. De waarborgen van het daarvoor geldende ‘ontbindingskader’ ontbreken daarbij echter, waaronder (in beginsel) het bewijsrecht in twee instanties. Dit valt naar mijn idee juridisch-dogmatisch niet uit te leggen. De lijn van de Hoge Raad lijkt ook niet nodig. Een voorwaardelijke ontbinding is immers ook onderworpen aan hoger beroep en kan dus door het gerechtshof − zo daartoe binnen dat toetsingskader aanleiding zou bestaan − even goed opzij worden geschoven.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven