Weski wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en schending van haar beroepsgeheim. Dit hangt samen met de tijd dat zij Ridouan Taghi bijstond. Het onderzoek naar Weski wordt aangeduid met ‘26Palma’.
Doorzoekingen
Op 21 april 2023 werden haar woning en kantoor doorzocht. Dat geschiedde onder leiding van twee rechters-commissarissen. Tijdens deze doorzoekingen zijn fysieke stukken en gegevensdragers in beslag genomen en is een en ander in een aantal digitale mappen vastgelegd. Dit alles bevatte ook informatie over cliënten die Weski in de afgelopen bijna 45 jaar heeft bijgestaan en die niets te maken hebben met het 26Palma-onderzoek.
Geheimhouding
Op grond van het Wetboek van Strafvordering (art. 98) kunnen bij verschoningsgerechtigden zonder hun toestemming geen stukken in beslag worden genomen, dit vanwege de geheimhouding. Dit verbod kan echter in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden doorbroken, bijvoorbeeld wanneer een advocaat wordt verdacht van een ernstig strafbaar feit, zoals het vormen van een crimineel samenwerkingsverband met een cliënt. Daarop werd deze doorzoeking gebaseerd.
Schifting
In deze zaak moest de rechter-commissaris een schifting maken tussen de stukken waarvoor het verschoningsrecht moet wijken en stukken die van belang zijn voor de waarheidsvinding. Daarvoor moest de r-c enig onderzoek aan de stukken verrichten. Dat gebeurde door een geheimhouder-officier van justitie en een geheimhouderfunctionaris van de politie, beiden waren niet betrokken bij deze strafzaak. Zij werden ingeschakeld omdat de r-c onvoldoende was geëquipeerd om dit onderzoek adequaat zelf te kunnen uitvoeren. Tegen deze handelswijze heeft Weski zich verzet. Zij stelde dat stukken zijn gedeeld met ‘derden’, wat een inbreuk oplevert op het verschoningsrecht.
Geen eerlijk proces
Weski startte een procedure bij de voorzieningenrechter (rechtbank Den Haag) en vorderde dat de inbeslaggenomen gegevens niet ter beschikking worden gesteld aan het Openbaar Ministerie. Ook wilde zij dat haar advocaten, de deken, de rechters-commissarissen en hun medewerkers, onafhankelijke deskundigen en de leden van de raadkamer geen toegang krijgen tot de gegevensdragers en gegevens, dat de inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens bij de rechters-commissarissen worden bewaard, en dat zij een volledig overzicht krijgt van de beslagen voorwerpen en gegevens. Weski vorderde dit omdat zij vindt dat de rechters-commissarissen onrechtmatig jegens haar als geheimhouder hebben gehandeld. Zij vreesde geen eerlijk proces te krijgen.
Burgerlijke rechter
De voorzieningenrechter wees Weski’s vorderingen af, wat later door het gerechtshof werd bekrachtigd. Zij wilde dat de burgerlijke rechter ingrijpt in de procedure rond de doorzoekingen, door de rechters-commissarissen te gebieden op een bepaalde wijze te handelen. Maar zover gaat het hof niet: de regel luidt dat bij de burgerlijke rechter niet kan worden opgekomen voor louter processuele belangen in een procedure bij een andere rechter. Vervolgens stelt Weski cassatieberoep in. De conclusie is van advocaat-generaal Gerbrant Snijders.
Onvoldoende waarborgen
De kwestie draait om het ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’. Dat staat eraan in de weg dat de civiele rechter de beslissing van de rechters-commissarissen om een geheimhouderofficier en geheimhoudermedewerkers van de politie bij de schifting in te schakelen, als onrechtmatig bestempelt. Volgens Weski is dit oordeel onjuist, omdat tegen de beslissing van de rechters-commissarissen geen met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open staat. Dan is er een taak voor de burgerlijke rechter weggelegd om de bescherming van het verschoningsrecht te waarborgen.
Beklag
Dat wijst de a-g af. Weski kan zich verzetten tegen de schifting van gegevens door het Openbaar Ministerie en de politie. Zij kan daarover beklag doen. Nu die mogelijkheid openstaat is er onvoldoende grond voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter als ‘restrechter’. Met de beklagroute staat voor de advocaat een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open, die de weg naar de burgerlijke rechter afsluit.
Artikel 6 EVRM
Het hof stelde ook dat de beslissing van de rechters-commissarissen om de schifting te laten verrichten door een geheimhouderofficier van justitie en geheimhoudermedewerkers van de politie, niet leidt tot schending van art. 6 EVRM. Daar was Weski het niet mee eens. Volgens haar is het in strijd met Europese regelgeving om zonder wettelijke basis de bevoegdheid die de wet aan de rechter-commissaris geeft, aan niet onafhankelijke politie- en justitieambtenaren te delegeren. Deze werkwijze is ook in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen. Ook dat veegt de a-g van tafel.
Rechtsstatelijk belang
Op één punt krijgt Weski gelijk: de klacht tegen het oordeel van het hof dat de vordering van Weski louter strekt tot bescherming van een processueel belang. Een advocaat is immers gerechtigd om voor de bescherming van het verschoningsrecht op te komen. Het belang dat daarmee wordt gediend, is een zelfstandig rechtsstatelijk belang en niet puur een processueel belang. Hoewel deze klacht van Weski gegrond is, aldus de a-g, is het totaalplaatje dat haar voornaamste bezwaren niet tot cassatie kunnen leiden.
Lees hier de conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:581