De wetgever is aan zet, stelt Ahsmann in een artikel in de nieuwste editie van het Nederlands Juristenblad. Ahsmann is emeritus bijzonder hoogleraar rechtspleging aan de Universiteit Leiden en oud-rechter.
Niet wettelijk geregeld
De rechter heeft de opdracht om, naast zijn beslissende taak, waar mogelijk te bevorderen dat een procedure door een minnelijke regeling wordt beëindigd. Maar de Nederlandse wetgever heeft de rechter geen enkele structuur of houvast gegeven voor een behoorlijke vervulling van diens schikkingstaak, schrijft Ahsmann. “Anders dan in Duitsland en België is bij ons niet grondig nagedacht over de rol van de rechter bij het schikkingsproces en de relatie tussen mediation en rechtspraak. Aan ‘mediation naast rechtspraak’ ligt nog steeds geen wettelijke regeling ten grondslag.”
Openbaarheid
Wetsvoorstellen tot bevordering en reglementering van mediation zijn al verschillende malen in de prullenmand beland. Het gevolg van het ontbreken van wetgeving is volgens haar een wildgroei aan ideeën over de beste werkwijze. Daarbij liggen rechtsstatelijke bezwaren op de loer, aldus Ahsmann. Zo botst het wezen van het mediationproces, waarbij partijen zich contractueel tot vertrouwelijkheid verbinden, met de vereiste grondregel van openbaarheid van rechtspraak.
Paradox
Ahsmann noemt daarnaast enkele andere fundamentele bezwaren. Ze werpt de vraag op of een rechter het zich kan veroorloven om een flink aantal uur te besteden aan een bemiddeling, terwijl hij al onder tijdsdruk werkt en andere zaken zich ophopen. Ze wijst ook op de paradox dat de rechter het traject van geschiloplossing door bemiddeling naar zich toe trekt, terwijl er genoeg mediators zijn, maar er een tekort aan rechters is.
Geen halfbakken mediator
Ahsmann komt tot de conclusie dat de dubbelrol van de bemiddelende rechter innerlijke tegenstrijdigheden en verwarring oplevert en stelt dat het schikkingsproces binnen de rechtspraak niet moet verworden tot een vorm van mediation. “Als probleemoplosser kan de rechter in conflict komen met het geschetste ideaalbeeld van de onpartijdige vakman die zorgvuldig en genuanceerd afwegingen maakt om tot een beslissing te komen.”
Ze vindt dat de wetgever aan zet is. Het bieden van duidelijkheid over de keuze tussen mediation en rechtspraak leidt volgens haar tot een consequentere scheiding tussen een procedure via een mediator en een procedure via de rechter, zodat “de rechter zijn rechterlijke rol volwaardig en niet als een halfbakken mediator hoeft te vervullen.”