Het lijkt erop alsof het wraken van rechters of het schorsen van ambtsdragers langzamerhand een vast ritueel aan het worden is. Dat is het gelukkig nog steeds niet, maar duidelijk is wel dat het vertrouwen in de deskundigheid en onafhankelijkheid van de rechtspraak in hoog tempo dreigt af te brokkelen. Dat ligt overigens niet aan “de media” maar vooral aan het weinig professionele en soms onethische gedrag van officieren van justitie, rechters, griffiers, advocaten en belanghebbenden. Ook zij zien dat hun “onkreukbare” imago steeds meer kreukels en rafels krijgt. Dat is voor het functioneren van het gerechtelijk apparaat zeker geen gunstige ontwikkeling. De vraag is dan ook vooral hoe dit schijnbaar onomkeerbare proces positief kan worden beoordeeld.
Al googlend op de lemma’s “rechterlijke macht” en “wraking” valt op hoeveel recente wrakingsacties er zijn. En dat is niet voor niets. Veel interessanter is het om de achtergronden van dit soort juridische conflicten te duiden. Procedures overigens die het tempo en de afwikkeling van allerlei lopende zaken ernstig vertragen of compliceren (waarbij de rekening uiteindelijk bij de belastingbetaler terecht komt).
Die achtergronden – hoe verschillend ook – geven in generieke zin aan dat de scheidslijnen binnen de juridische verhoudingen flinterdun zijn. Deels zal dat ongetwijfeld te maken met het gemak van internet (waardoor het onderling communiceren en overleggen wordt gefaciliteerd; ook die vormen die vroeger alleen al door fysieke overwegingen minder makkelijk tot stand kwamen), deels komt dat ook vanwege de onderlinge persoonlijke en zakelijke verhoudingen die de onafhankelijkheid van rechters, advocaten en officieren van justitie op het spel zetten.
Als voorbeeld de gang van zaken van een ogenschijnlijk betrekkelijk eenvoudige (juridische) afwikkeling van een erfenis, waarbij de verantwoordelijke executeur testamentair – die geen andere taak zou moeten hebben dan de erfenis op een goede manier en in lijn met het testament uit te voeren – op verschillende momenten wordt gefrustreerd in de uitoefening van zijn functie. Ik ben daar zelf sinds kort als advocaat bij betrokken. Na lezing van de stukken en gesprekken met betrokkenen neemt mijn verbazing over de gang van zaken dagelijks toe. Bewindvoerders blijken bevriend te zijn met kantonrechters, advocaten leveren broddelwerk af en de ene na de andere verzoekschriftprocedure wordt aangespannen waarbij partijen elkaar niet steunen i n het belang van de erfgenamen, maar elkaar voortdurend (juridisch en mentaal) pootje lichten. Het is een voorbeeld waarbij er eigenlijk alleen maar verliezers zijn: de rechterlijke macht omdat deskundigheid en onafhankelijkheid gewraakt wordt, de erfgenamen omdat er vertraging en onduidelijkheid wordt veroorzaakt, de executeur omdat zijn moraliteit op het spel staat.
Hoe is het toch mogelijk dat juridisch geschoolde externen zo’n negatieve invloed kunnen uitoefenen op de afhandeling van een (omvangrijke en complex samengestelde) erfenis? En hoe is het toch mogelijk dat niemand ingrijpt, zich als klokkenluider opstelt of op een andere manier aandacht vraagt voor deze onverkwikkelijke gang van zaken?
Natuurlijk, er gaat ook veel goed in de Nederlandse juristerij. In menig opzicht mogen we trots zijn op de kwaliteit, ethisch handelen, opleidingen of vernieuwingen in onze sector. Maar we moeten vooral niet de ogen sluiten voor misstanden of noodzakelijke verbeterpunten.
Dat er veel valt te verbeteren in de huidige rechtsgang is mij duidelijk. De omgangsvormen dreigen te verruwen waardoor de kwaliteit en deskundigheid van de rechterlijke macht op de proef worden gesteld. Maar wat nog belangrijker is: de burger snapt er niets van en zal de gevolgen (vaak ook financieel) moeten dragen wanneer hij (niet letterlijk) getuige is van een voor hem onnavolgbare gang van zaken tussen vertegenwoordigers van het old-boys-network (m/v) dat weliswaar voortdurend verschillende belangen en cliënten aan zich weet te verbinden maar vooral het eigen belang (carrière, geld, positie, belang) als uitgangspunt hanteert.
Het wordt tijd voor echte transparantie en meer praktische controleerbaarheid in het ethisch handelen van advocaten, rechters en officieren van justitie. Dat zal moeten beginnen in de opleidingen maar het zal in de dagelijkse praktijk moeten worden geïmplementeerd, getest en geëffectueerd moeten worden. Intervisie is darvoor een methode, maar vooral kritische reflectie op het eigen handelen (en dat van anderen) is geboden. En dat alles op een voor burgers begrijpelijk manier. Dat is geen luxe maar bittere noodzaak.
Mr A. Westendorp, advocaat