De sociale advocatuur verkeert in een impasse. Op de begroting is geen extra geld gereserveerd. Staatssecretaris Teun Struycken zegt te werken aan een visie op de toekomst van de sociale advocatuur. In het decembernummer van Mr. wordt op het idee gewezen dat advocaten van grote kantoren regelmatig pro bono-zaken zouden doen om de sociale advocatuur te ontlasten, waarbij volgens de staatssecretaris tot voor kort het uitgangspunt was dat commerciële kantoren geen broodroof willen plegen. Maar het noemen van de grote kantoren wijst wel in de richting van een oplossing.
Fonds sociale advocatuur
Die oplossing kan geboden worden door te kiezen voor publiek-private samenwerking (PPS). PPS bestaat al veertig jaar. Daarbij werken bedrijven samen met overheden aan projecten, zoals huizen en wegen. Maar deze vorm van samenwerking kan ook heel goed bestaan tussen advocatenkantoren en het rijk. Daartoe zou eerst een fonds – een Fonds sociale advocatuur – in het leven moeten worden geroepen, waarin rijk en advocatenkantoren op fifty-fiftybasis participeren. Het fonds wordt beheerd door overheid en advocatuur tezamen. Aan het begin van ieder jaar stort de overheid het op de begroting beschikbare bedrag in het fonds. En binnen de eerste drie maanden storten grote, middelgrote en kleinere kantoren op hun beurt een, in die volgorde degressief, percentage van de omzet over het afgelopen jaar in het fonds – in totaal een gelijk bedrag als het rijk.
Op = op
Het Fonds Sociale Advocatuur is vervolgens beschikbaar voor de vergoeding van pro bono-zaken, en eventueel voor andere activiteiten, zoals bijvoorbeeld opleiding. Wat het laatste betreft zal er op toegezien moeten worden dat in de loop van het jaar geen op = op-situatie ontstaat.