Artikel 4.2.6 van de Corporate Governance Code verlangt dat het bestuur van een beursvennootschap inzicht geeft in de beschikbare beschermingsmaatregelen tegen een vijandig overnamebod. Denk aan de uitgifte van preferente aandelen waarmee de Stichting KPN een bod van América Movil op KPN in 2013 afwendde. Ook prioriteitsaandelen met daaraan verbonden bijzondere zeggenschap kunnen worden gebruikt. Het Code-voorschrift beoogt aandeelhouders op voorhand duidelijkheid te verschaffen, zodat ze weten waarin ze beleggen.
Het maakt immers nogal verschil of het bestuur een in zijn ogen ongewenste overname, zelfs tegen de wens van de meerderheid der aandeelhouders in, kan tegenhouden of niet. Beleggers kunnen daardoor winstkansen missen, die zij elders hadden kunnen verzilveren. Het al of niet creëren van beschermingsconstructies is dan ook een belangrijk onderdeel van bedrijfsbeleid, nadat voor een beursgang is gekozen. Een open, onbeschermde structuur lokt allicht meer durfkapitaal. Afhankelijk van de ontwikkelingsfase van de onderneming kan dat belangrijk zijn. Meer gevestigde bedrijven zullen eerder kiezen voor een beschermde, gesloten structuur. Maatwerk is motto, zie certificering van aandelen bij ABN Amro.
Onlangs verzocht de VEUO, de belangenvereniging van Nederlandse beursvennootschappen, minister Kamp een wet voor te bereiden die, na een vijandige overname, aandeelhouders gedurende een jaar het recht ontzegt om te beslissen over ontslag van bestuurders of een wijziging van de bedrijfsstrategie (FD, 14 mei 2017). Aanleiding voor dit initiatief zijn de avances van het Amerikaanse PPG richting (de aandeelhouders van) AkzoNobel. Een onnodig voorstel, omdat Nederland nu al ampel gelegenheid biedt om beursvennootschappen te beschermen. Bovendien is er altijd nog de Ondernemingskamer, die doorgaans begrip toont voor het verzoek van het bestuur om meer tijd en ruimte in een concrete overnamesituatie (HR 18 april 2003, NJ 2003, 286, RNA). Anderzijds beseft iedereen dat een overnemer niet permanent buiten de deur kan worden gehouden.
Krijgt de VEUO haar zin dan wordt artikel 4.2.6 van de Code tot een dode letter. Het bestuur van elke beursvennootschap kan dan immers naar believen de stand still van één jaar inroepen. Zo werkt de wet nu eenmaal: grof. In potentie heeft elke Nederlandse beursvennootschap dan een beschermde structuur. Een belangrijk onderdeel van de ondernemersfunctie wordt aldus afgeschoven naar de overheid. Mogelijk leidt dit tot een structurele onderwaardering van Nederlandse aandelen (‘Dutch discount’), zeker leidt dit tot luie(re) bestuurders.