Cartier-ketting voor €402,-. Foutje, bedankt?

Delen:

Eind vorig jaar kreeg de Rechtbank Rotterdam een opmerkelijke zaak op haar bord. Een vrouw had als huwelijkscadeau voor haar nicht, die in Marokko woont en die erg van panters en van pantersieraden houdt, in de webshop van de Bijenkorf voor €402,- een 18-karaats witgouden ketting van Cartier gekocht uit de collectie ‘Phanthera de Cartier’. De naam van de collectie verraadt het al: aan de ketting hangt een klein panterkopje.

Een dag na het plaatsen van de bestelling kreeg de vrouw van de Bijenkorf een mail waarin werd bevestigd dat zij de ketting voor €402,- had gekocht en waarin haar werd medegedeeld dat zij de ketting kon komen ophalen in de winkel. De vrouw haalde de ketting niet lang daarna op en was dolgelukkig met haar aankoop; ze kon niet wachten om de reactie van haar nicht te zien. Enkele dagen later werd zij echter door de Bijenkorf opgebeld met de mededeling dat de ketting voor een te laag bedrag aan haar was verkocht. De daadwerkelijke waarde van de ketting is namelijk niet €402,00,- maar €40.200,-! De Bijenkorf wilde dat de vrouw de ketting teruggaf, maar de vrouw wilde de ketting natuurlijk houden. Beeldt u zich in dat u rechter zou zijn geweest in deze ‘Cartier’-zaak. Wie zou u in het gelijk hebben gesteld? De Bijenkorf of de vrouw?

Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat een koopovereenkomst tot stand komt door een aanbod een aanvaarding van dat aanbod (art. 6:217 lid 1 BW). Verder is van belang dat er pas sprake is van een geldig aanbod als de wil en verklaring van degene die aanbiedt – in dit geval de Bijenkorf – met elkaar overeenstemmen (art. 3:33 BW). Als voldoende aannemelijk is dat Bijenkorf de wil had om de ketting voor €402,00,- te verkopen, dan moet de vrouw in het gelijk worden gesteld. Echter, ook als voldoende aannemelijk is dat de Bijenkorf niet de wil had om de ketting voor €402,00,- te verkopen, kan het toch zo zijn dat de Bijenkorf aan de advertentie gebonden is. Dan is wel vereist dat er aan de kant van de vrouw sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen (artikel 3:35 BW). Gerechtvaardigd vertrouwen vereist op zijn beurt geobjectiveerde subjectieve goede trouw (artikel 3:11 BW). Dat is slechts aanwezig als de vrouw het wilsgebrek niet kende (subjectief) en ook niet hoefde te kennen (objectief). Meer concreet, (alleen) als de vrouw er op het moment dat zij de bestelling via internet plaatste onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van uit mochten gaan dat de prijs van €402,00 juist, dan is er op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen een overeenkomst tot stand gekomen, ook al had de Bijenkorf niet de wil om de hoogslapersets voor die bedragen te verkopen.

Na het lezen van de casus en het juridisch kader zal menig rechtenstudent aan de ‘Leenbakker’-zaak denken (ECLI:NL:RBZWB:2017:6239). De casus in deze zaak is nagenoeg gelijk aan die in de ‘Cartier’-zaak. In 2017 zette de Leenbakker per ongeluk hoogslapersets met een inkoopwaarde van €181,00 (en een marktwaarde van minstens €379,00) op haar website voor €24,00. De aanbieding van de hoogslapersets had op sociale media veel aandacht gekregen en leidde ertoe dat er meer dan 60.000 hoogslapersets werden besteld. Toen de Leenbakker de foutieve prijstelling ontdekte, heeft zij de bestellingen geannuleerd. Een groep consumenten verenigde zich daarop in een stichting en spande een kort geding aan; volgens hen hadden zij recht op de hoogslapersets voor €24,00,-. De rechtbank stelde de Leen Bakker in het gelijk. Kort maar goed wisten de consumenten of behoorden zij te weten dat de verkoopprijs van €24,00,- een vergissing was.

Het zal u, gelet op de overeenstemmende casus, niet verbazen dat de rechtbank in de ‘Cartier’-zaak nagenoeg hetzelfde oordeelt als in de ‘Leenbakker’-zaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bijenkorf voldoende onderbouwd dat zij niet de wil had om de ketting voor slechts 1% van de normale verkoopprijs te verkopen aan de vrouw. Het is volgens de rechtbank niet aannemelijk dat een dergelijk lage verkooprijs de wil van de Bijenkorf kan zijn geweest. Omdat de wil niet overeenstemt met het aanbod is er dus in beginsel geen rechtshandeling tot stand gekomen. De vrouw heeft echter een beroep gedaan op art. 3:35 en zich op het standpunt gesteld dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de verklaring van de Bijenkorf wel overeenstemde met haar wil, zodat volgens haar wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank komt echter, net als in de Leenbakker-zaak, tot de conclusie dat er geen sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van de vrouw, waardoor door het ontbreken van de wil van de Bijenkorf geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. De Bijenkorf krijg gelijk en de ketting moet terug.

Het oordeel van de rechtbank in deze zaak bevestigt maar weer eens dat ‘foutje, bedankt!’ maar zelden opgaat voor foutieve prijstellingen in webshops. De consument zit dan vaak met de gebakken peren.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven