De dalende instroom van advocaten van 2012 tot en met 2014 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) 675.000 euro gekost. Dat is het gevolg van een boeteclausule in de overeenkomst tussen de NOvA en de Uitvoeringsorganisatie (UO) die de opleiding van advocaat-stagiairs verzorgt.
Volgens het beding moest de NOvA een boete van 457,50 euro betalen per stagiair als het aantal van 900 nieuwkomers niet werd gehaald. Daartegenover stond een korting van vijf procent per deelnemer bij meer dan 1100 stagiaires per jaar. De beide clausules zijn nu geschrapt.
Het aantal van 1100 werd nooit gehaald. De instroom daalde juist naar 868 in 2012, met als dieptepunt een aantal van 701 stagiairs in 2014. In 2015 nam het aantal stagiairs weer toe. Er kwamen vorig jaar 828 nieuwe advocaten binnen.
De UO en de NOvA zeggen dat de clausules zijn opgenomen om stagiairs zekerheid te geven over de prijs en de kwaliteit van de opleiding. “Het is om te bewerkstelligen dat advocaat-stagiaires aan de opleiding kunnen deelnemen met een gelijkblijvende prijs, ongeacht in welk cohort ze terecht komen,” licht directeur Monique van de Griendt van de UO toe.
De regeling creëerde een financiële buffer om de derving van inkomsten voor de UO als gevolg van een lagere instroom op te vangen. De buffer kon ook worden gebruikt om een financieel surplus bij de UO af te romen als de instroom flink groter was dan voorzien. “Hierdoor liep de ontwikkeling van de opleiding geen gevaar,” zegt Van de Griendt. “Immers, of je nu voor 100 of voor 500 deelnemers een opleiding ontwikkelt, de kosten van de inhoudelijke ontwikkeling zijn onafhankelijk van het aantal deelnemers.”
Woordvoerder Barbara van der Rest zegt dat de clausules diende om de stagiairs zekerheid geven over de prijs van de opleiding en om de continuïteit van de opleiding waarborgen. Op de vraag of die clausule achteraf bezien verstandig is zegt ze: “We wisten niet dat de markt zou instorten. Het heeft niet zoveel zin om daar nu achteraf naar te kijken.”
Volgens de NOvA is de daling van de instroom vooral te wijten aan de krimpende economie, maar daar zet Brechje van der Velden (The Law Firm, een opleidingsinstituut van 16 advocatenkantoren) kanttekeningen bij. “De opleiding is duur en tijdrovend,” zegt Van der Velden. “Dat kan ook een rol spelen bij de daling van de instroom.”
Het risico bestaat dat vooral kleinere kantoren, zowel in de commerciële praktijk als in de sociale advocatuur, daardoor niet langer bereid en/of financieel in staat zijn om in de opleiding te investeren, meent Van der Velden. “Dat is een gevaarlijke ontwikkeling, ook omdat het de diversiteit binnen de balie niet ten goede komt.”