De empiristen in het recht laten steeds meer van zich horen

Sterk in opkomst: empirisch onderzoek in het recht. Dat levert nieuwe inzichten op en juristen kunnen met meer vertrouwen spreken over wetenschappelijke rapporten. “Je wordt je meer bewust van bias in juridische redeneringen.”

Delen:

De empiristen in het recht laten steeds meer van zich horen
Beeld: Gerd Altmann/Pixabay

Hoe het recht in elkaar zit, hoe het zou moeten zijn en hoe het recht wordt toegepast op concrete gevallen – zo wordt veelal het vak beoefend. Observaties, cijfermatige grootheden en andere empirische feiten komen nauwelijks aan bod. Toch tekent zich een kentering af. Er komen steeds meer minors en mastervakken waar de empirie nadrukkelijk wordt gedoceerd. Er zijn hoogleraren met een ‘empirische’ leerstoel. Er verschijnen boeken over empirie in het recht. Er zijn al complete ‘empirische’ onderzoeksgroepen opgetuigd. Het is wachten op het moment dat een uitgever met het Tijdschrift voor Empirisch Recht of een Vakblad voor Experimenteel Recht komt.

Deze aandacht voor rechtsempirie komt niet zozeer van juristen zelf, wel vanuit de overheid. Die is deze tak van sport gaan stimuleren, ook met geld, omdat werd ingezien dat er een achterstand dreigde: andere wetenschappen zijn al veel verder met empirie. Die stimuleringsronde loopt nu een paar jaar en begint met nieuwe publicaties en leerstoelen vruchten af te werpen.

Empirie stimuleren

Maar echt nieuw is het niet, zegt Nieke Elbers, senior onderzoeker bij de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving: “Het is cyclisch. Rond 2000 was er ook een programma om de empirie te stimuleren (Stimulerings-actie rechtswetenschappelijk onderzoek, SaRO) maar dat heeft weinig navolging gekregen. In 2016 bracht het NSCR de stand van zaken in kaart in een rapport Nationale Stimuleringsactie Empirical Legal Studies. Vervolgens kwamen er van meerdere kanten initiatieven en plannen hiervoor. Het is ook een van de thema’s van het Sectorplan Rechtsgeleerdheid. Nu is het booming.”

Kees van den Bos
Kees van den Bos

Kees van den Bos, hoogleraar empirische rechtswetenschap in Utrecht, haalt de T-shaped lawyer erbij om het belang van de juridische empirie te benadrukken. “Als je eenmaal goed thuis bent in je rechtsgebied, dan sla je je vleugels uit naar andere disciplines, waaronder empirisch onderzoek. Het moet een van de belangrijke pijlers in de rechtsgeleerdheid worden.”

“De rechtenfaculteiten versterken”, noemt Pieter Desmet als een doel van de rechtsempirie. Per 1 januari is hij benoemd tot hoogleraar op de duo-leerstoel Quantitative Empirical Legal Studies aan Erasmus Universiteit in Rotterdam. “Er is geld vrijgemaakt om in het onderzoek en onderwijs meer aandacht te besteden aan de empirie van het juridische domein. Advocaten en rechters komen vaak in aanraking met empirisch bewijs. Heb je daar geen ervaring mee, weet je bijvoorbeeld niks van statistiek, dan is het moeilijk zin van onzin in wetenschappelijke rapporten te onderscheiden. We gaan een generatie opleiden die dat wel kan.”

Vertrouwen

Het was de nieuwe president van de Hoge Raad, Dineke de Groot, die onlangs in haar intreerede stelde dat het vertrouwen dat burgers hebben in de rechtspraak moet worden bevorderd. “Of er vertrouwen is, of juiste gepaste weerzin, kun je met empirisch onderzoek blootleggen”, zegt Van den Bos. “Of neem de coronamaatregelen. Rechters krijgen epidemiologische data onder ogen en dan is het belangrijk dat zij snappen wat bijvoorbeeld ‘exponentiële groei’ is. Dan kunnen ze beter beoordelen of bestuurlijk ingrijpen wel verantwoord of rechtmatig is. Je kunt dan als rechter met meer zekerheid overkomen.”

In zijn recente boek Inleiding empirische rechtswetenschap gaat Van den Bos in op vragen waarvoor empirische onderzoekers staan: hoe houd je een kwalitatief interview, hoe zet je een vragenlijst op, wanneer gebruik je open en wanneer gesloten vragen, hoe organiseer je een experimenteel onderzoek. “Een veldexperiment was handig geweest bij KEI, waarmee je had kunnen toetsen welke assumptie daaraan ten grondslag lagen. Nu bleef het debat over KEI steken tussen believers en non-believers.”

Nattevingerwerk

Empirisch onderzoek kan zo niet alleen bijdragen aan een beter functionerende rechtspraak, ook individuele juristen hebben er baat bij. Pieter Desmet: “Advocaten die kennis hebben van empirisch onderzoek kunnen deskundigenrapporten beter doorgronden. Op basis waarvan neem je beslissingen als je er geen ervaring mee hebt? Dit onderzoek geloof ik wel, een ander onderzoek geloof ik niet, dat is nattevingerwerk. Hoe moet je falsificeren, dus informatie zoeken die een hypothese kan tegenspreken?” Desmet gaat dit niet alleen bijbrengen aan bachelor- en masterstudenten en promovendi, maar gaat ook workshops empirisch onderzoek opzetten voor advocaten, rechters en andere praktijkjuristen.

Want nu is er bij hen nog een grote lacune op het gebied van cijferwijsheid en statistiek. “Empirisch onderzoek leert ons hoe rechters tot hun besluit komen, of hoe slachtoffers het proces ervaren. Vinden zij geld belangrijk, erkenning van schuld of excuses? Die inzichten uit empirisch onderzoek kunnen heel nuttig zijn.”

Law in action

Nieke Elbers
Nieke Elbers

Volgens Nieke Elbers zijn veel studenten, docenten en onderzoekers geïnteresseerd in law in action-vragen: wat zijn de problemen in de praktijk, waar komen die uit voort, wat zijn daarbij de aannames. Populair is het onderzoeken of regels en procedures wel effect hebben. Elbers: “Zo worden wetten regelmatig geëvalueerd, maar vaak zijn dat geen effectevaluaties. In plaats van ex post de gevolgen van een wet te onderzoeken, is het beter de effecten ex ante in kaart te brengen. Vaak is er over de effecten van een rechtsregel al veel informatie bekend, bijvoorbeeld uit het buitenland, en dan is het jammer als dat bestaande empirische onderzoek niet wordt meegenomen.” Door tijd- en geldgebrek gebeurt dat volgens Elbers te weinig. Hoe het beter kan staat beschreven in de Nederlandse Encyclopedie Empirical Legal Studies, die onlangs verscheen.

Elbers wijst naar de wetgeving op het gebied van het spreekrecht voor slachtoffers: het spreekrecht is zonder duidelijke empirische grondslag geïntroduceerd. Op ten minste drie cruciale punten tastte men grotendeels in het duister, namelijk over de behoeften van slachtoffers, een mogelijk therapeutisch effect van het spreekrecht, en over de invloed van de slachtofferverklaring op het oordeel van de rechter. Ook de wetsvoorstellen rondom de claimcultuur zijn door empiristen bestudeerd. “Bij vier van de vijf voorstellen stelde de Kamer kritische vragen, maar kreeg daarop nooit antwoord. Die voorstellen zijn desondanks aangenomen. Onder het vijfde wetsvoorstel, over affectieschade, lag als enige gedegen empirisch onderzoek, en dat is juist afgewezen. Of neem het wetsvoorstel over co-ouderschap: er was empirische kennis over de implicaties van het co-ouderschap beschikbaar, maar dat is niet meegenomen in wetsbehandeling. Dat is onwenselijk.”

Evidence based law

Elbers vergelijkt juristen met artsen: evidence based law naast evidence based medicine. “Van geneeskunde vinden we het belangrijk dat deze evidence based is. Het recht heeft een enorme impact op de maatschappij, dan mogen we toch ook van het recht verwachten dat het gebaseerd is op empirisch onderzoek naar de effecten ervan? Juristen wéten doorgaans wel dat er empirische informatie beschikbaar is, maar uit onderzoek is gebleken dat ze te weinig tijd hebben om dat tot zich te nemen. Ook voelen ze zich vanuit hun organisatie weinig gestimuleerd dat te doen.”

Jammer, vindt Elbers, juristen kunnen er écht veel aan hebben. “Zo is er veel empirisch-psychologisch onderzoek gedaan naar wat je bij een getuigenverhoor wel en niet moet vragen. Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van anatomische poppen voor kinderen die seksueel zijn misbruikt, en dat heeft de verhoorpraktijk veranderd. Er is empirisch onderzocht welke procedures geschikt zijn voor welk type geschil.” Zelf deed Elbers onderzoek onder slachtofferadvocaten: wat vinden zij van hun eigen rol, aan welke slachtofferrechten dragen zij bij. “Advocaten zelf vinden: onze rol is vooral de schadevergoeding regelen. Ze besteden veel minder tijd aan andere slachtofferrechten, zoals informeren en het spreekrecht. De empirische uitkomsten zijn van belang voor de slachtofferadvocatuur: zijn we zo op de goede weg?”

Rechtsdogmatiek

Pieter Desmet
Pieter Desmet

De wegbereiders van de empirie hameren er allemaal op dat de empirie nog te weinig wordt gebruikt. “Het zit niet in hun toolbox”, zegt Van den Bos. “Hebben ze die vaardigheden wel, dan snappen ze onderzoeksrapporten beter, dan worden hun juridische argumenten sterker en spreken ze met meer zelfvertrouwen. Veel geschillen gaan over de interpretatie van empirische data. Mensen accepteren steeds minder vaak de wetenschappelijke experts. Het is goed als je als advocaat daarover kunt meedenken.” Maar het is ook goed voor rechters, zegt Desmet. “Hoe nemen rechters hun beslissingen? In de VS is onderzocht waar de zwakke plekken in hun redeneringen zitten en waar de bias. Daarvan zijn ze zich vaak niet bewust. Door dat empirisch te onderzoeken leren ze die bias en andere valkuilen uitschakelen.”

Empirisch onderzoek mag dan wel een reactie zijn op de rechtsdogmatiek, die laatste laat zich ook niet onbetuigd. In het NJB van 29 januari 2021 pleit hoogleraar rechtsmethodologie Rob van Gestel (Tilburg University) voor een revitalisering van het juridisch-dogmatisch onderzoek, dat analyseert wat het geldende recht is of wat het idealiter zou moeten zijn. “Dat dreigt in de verdrukking te geraken. Een mogelijke oorzaak: de inhaalslag die lijkt te worden gemaakt op het terrein van het empirisch onderzoek.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven