De rechtzetting

Delen:

Goedemiddag Literatuurvrienden!

Sommige advocaten zijn er een meester in: zand in de ogen strooien van alles en iedereen. Niets en niemand is er tegen bestand. Rechters, cliënten, wederpartijen, collega’s en confrères, allemaal moeten ze er aan geloven. De ene zandstrooier is de andere echter niet. Je hebt ze in alle soorten en maten. Een bijzonder doortrapt exemplaar trof ik in ‘De rechtzetting‘, een dijk van een verhaal van Dmitri Bykov, opgenomen in ‘Moderne Russische verhalen‘, een in 2009 bij Uitgever Atlas verschenen bundel, samengesteld en vertaald door Arthur Langeveld en Madeleine Mes, die ik van harte aanbeveel.

De zandstrooier in kwestie heet Maksimov. Op het eerste gezicht geen advocaat waar je het van zou verwachten. Maksimov is een jonge advocaat die er in is geslaagd zijn cliënt Apraksin door de rechtbank te Saratov vrij te laten spreken na drie jaar strafkolonie. Maksimov is Apraksins derde advocaat, de eerste twee hadden hun opdracht teruggegeven. De eerste – een toegevoegd advocaat – deed overigens helemaal niets en de tweede – advocaat Ilja Lazarevitjs, opgeblazen, weldoorvoed en ervaren – verkocht alleen maar praatjes: ‘Wat hier te doen? (…) Ik begreep meteen dat hij het niet gedaan had. En ik weet ook wie het wel gedaan heeft. Maar u weet net zo goed als ik wie zijn zoontje dat is! Die heeft een weekje vastgezeten en is toen weer vrijgelaten, en toen is de duivel in onze held gevaren en wilde hij gerechtigheid zoeken… Toen hebben ze hém meteen laten oppakken, zo logisch als wat. Ik heb gedaan wat ik kon, maar u weet hoe de zaken er tegenwoordig voor staan…

Maksimov, die op een parvenu lijkt en een streber is, hij geeft dat zelf ook graag toe, ziet zijn kans schoon: ‘de zaak Apraksin was ideaal voor een geslaagd debuut‘. Maksimov wordt er van verdacht Sergej Kolytsjev te hebben vermoord door een slag met een stomp voorwerp. De zaak rammelt echter: ‘Geen motief, geen moordwapen, geen relatie met het slachtoffer, geen strafblad, enkel en alleen opgepakt omdat hij het gerechtelijk onderzoek te veel voor de voeten liep. Toen de hoofdverdachte na een week vooronderzoek werd vrijgelaten, terwijl bij hem alles sloot als een bus qua motief, crimineel verleden en een invloedrijke vader, had Apraksin aan alle mogelijke bellen getrokken, mensenrechtenactivisten te hulp geroepen, de pers gewaarschuwd, waarop ze op de standaardpolitiemanier hadden besloten hem eens een lesje te leren.’

Dat lesje laat zich als volgt leren en lezen: ‘Twee getuigen die verklaarden dat de moordenaar een lange sportieve kerel was, in het donker was het moeilijk te zien maar het zou best kunnen dat hij donkerblond haar had. Wat hebben wij in de persoon van Apraksin? Lang, sportief en donkerblond. Kon zo iemand wijlen Sergej Kolytsjev met een stomp voorwerp een slag toebrengen? Nou en of. Waar is dat voorwerp? Kan overal zijn, niet relevant, gedumpt. Heeft hij een alibi? Geen alibi helaas; niemand weet wat Ila Gennadjevits Apraksin, Rus, beveiliger bij de firma Lada Plus, op 15 maart 2004 heeft gedaan. Het was een vrije dag en hij heeft zich niet om getuigen bekommerd. Motief? Persoonlijke animositeit. Een beveiliger, een stevige kerel, ruzie gekregen, slaags geraakt, de klap is op professionele wijze en met grote kracht toegebracht, dat lijkt veel meer op een beveiliger dan op dat rijkeluiszoontje Sjpakov. Hoeveel de oude heer Sjpakov had geschoven en aan wie is in nevelen gehuld, maar zijn zoontje werd vrijgelaten, smeerde ‘m onmiddellijk naar het buitenland en was sindsdien spoorloos. En Apraksin, die het meeste misbaar van iedereen had gemaakt, werd gearresteerd en in staat van beschuldiging gesteld, eigen schuld, dikke bult. Dan had hij maar meer respect voor het werk van het OM moeten hebben. Temeer daar het motief voor zijn gebrek aan respect volkomen begrijpelijk werd: de echte dader was gegriefd dat een onschuldige was vrijgelaten.’

Na in de zaak te hebben gegraven ontdekt Maksimow echter een aantal interessante dingen. ‘Ten eerste had de rechter-commissaris ooit voor Sjpakov gewerkt, hij had banden met de oligarch gehad, hij had kort na deze zaak zijn ontslag ingediend bij het OM en zat nu in de autobranche. Dit riekt naar corruptie en als we dat niet kunnen bewijzen, dan kunnen we het tenminste aankaarten. Ten tweede was Apraksin in het leger geweest, waar hij enorm veel gezag had gehad en een vlekkeloze staat van dienst, een vredelievende jongeman, haalde altijd alle vechtersbazen uit elkaar. Terwijl die oligarch Sjpakov zijn zoontje uit militaire dienst had vrijgekocht. In plaats van het Vaderland te dienen had die de nachtclubs onveilig gemaakt, hier zijn de documenten omtrent zijn heldendaden. Ten derde wist Apraksins vriendin zich te herinneren dat zij 15 maart 2004 samen hadden doorgebracht, kijk, hier is de verklaring van de vrouw, en hoewel dit voor de rechtbank in theorie een intieme relatie is, ze is in ieder geval geen familie! Wat hadden ze gedaan? Gewinkeld. Hier is de verklaring van een verkoopster en het verzoek haar als getuige te mogen oproepen: Apraksin is een lange, knappe jongen, zo iemand blijft je bij.

Het vrijpleiten van Apraksin gaat echter niet zonder slag of stoot. Na hoger beroep en cassatie boekt Maksimow uiteindelijk succes bij de Hoge Raad (‘Maksimov had een grandioze publiciteit gegenereerd, alle journalisten die hij maar kende gemobiliseerd, de kaart van de corruptie flink uitgespeeld en twee uitzonderlijk publiciteitsgeile Poetin-mannetjes bij de zaak betrokken‘). De Hoge Raad gelast heropening van de zaak niet in Moskou, maar in de provincie, in Saratov, de plaats delict en woonplaats van Apraksin, waar ‘de magistratuur nog ouderwets principieel (was), zoals dat alleen nog maar diep in de provincie voorkomt.’

Niettegenstaande bepaald onhandig gedrag van Apraksin (Apraksin gedroeg zich slecht in het kamp: ‘hij maakte amok, kreeg streng regime, zocht zijn recht, schreef brieven, maakte via zijn ouders schokkende bijzonderheden over het kampleven bekend en werd een held van de mensenrechten‘) slaagt Maksimov er in – ‘in een drie uur durend pleidooi‘ – aan te tonen dat ‘iemand die onschuldig achter de tralies is gestopt zich niet anders kan gedragen‘. Apraksin wordt onder luid applaus van het publiek ‘ter plekke in de rechtszaal vrijgelaten.’

Maar daarmee is de kous niet af. Na afloop van de zitting – als Apraksin en Maksimov restaurant Visparadijs bezoeken, en daarna gezamenlijk in een slaapwagon van een luxetrein belandden – krijgen we langzaam zicht op hoe de vork in de steel zit. Tijdens het diner in het Visparadijs heb je dat als lezer nog niet door. Apraksin eet en drinkt nauwelijks iets en hij hult zich in stilzwijgen, begrijpelijk denk je, want die man is nog volledig onder de indruk van zijn zwaarbevochten vrijlating. En Maksimov is ook onverdacht, want hij grijpt het diner vooral aan om terug te denken aan het verloop van de zaak: ‘In de twee jaar dat hij zich met deze zaak bezighield had de advocaat hem goed leren kennen. Hij had zich op eigen initiatief over hem ontfermd nadat een collega hem over de zaak had verteld, hij had Apraksin twee jaar lang in het kamp opgezocht, hem moed ingesproken en hem gedetailleerd uitgehoord. Maksimov had de jongeman aandachtig en welwillend bestudeerd, ze waren even oud, allebei geboren in ’77, Apraksin in een heel ander milieu uiteraard, maar fatsoenlijk, heel fatsoenlijk. Het was een kwestie van principe om hem vrij te krijgen. Hij voelde zich nog steeds enigszins schuldig tegenover Apraksin, hoewel hij hem had gered, hem vrij had gekregen en hem zijn goede naam had teruggegeven en dus zijn doel volledig had bereikt, iets wat een advocaat maar eens in de tien jaar lukt. Op zijn hoogst. Velen hebben hun leven lang niet zo’n succes. Maksimov was nu dan ook erg gewild – hij kon de opdrachten nauwelijks aan; ‘een wolf die niet loslaat,’ zeiden ze over hem. Ondertussen had hij niets van een wolf, wat dat betreft was hij het absolute tegendeel van Apraksin: klein, neigend naar corpulentie, weldoorvoed, met krullend haar, een al goedheid en beminnelijkheid.

Met deze zelftypering tekent zich langzaam af wat Maksimov werkelijk is, een wolf in schaapskleren, ‘a devil in disguise‘, een advocaat van de duivel, maar hij ontkleedt zich niet, voordat hij zelfs zijn cliënt Apraksin op het verkeerde been heeft gezet in de slaapwagon, onder het genot van een fles cognac. Apraksin wil maar niet los komen. Ik begrijp dat wel, houdt Maksimov hem voor: ‘U krijgt nu een moeilijke tijd, de overgang naar de vrijheid, dat is veel moeilijker dan het leger. En dan al die publiciteit. Die komt er in ieder geval. U bent nu een symbool en een held. Je kunt er donder op zeggen dat een of andere partij met u aan de haal wil gaan, volgend jaar zijn er verkiezingen, u komt op de tv, en dat moet u ook doen. Beslist. U bent voor de poorten van de hel weggesleept, dat komt maar zelden voor. En dan, onder ons gezegd en gezwegen, de poten van de stoel van de hoofdofficier van justitie zijn bijzonder wankel. Heel wankel. Hij heeft het verbruid bij de grote baas en bij iedereen. Hij brengt niets substantieels tot stand, terwijl wij hier tegen de corruptie vechten. Hij wordt binnenkort vervangen. het feit dat hij u niet wilde vrijlaten en spraken in allerlei wielen heeft gestoken, dat is lang niet uniek. Sommigen laten ze lopen, maar anderen pakken ze meteen, vooral als het hun vijanden zijn. Ze denken dat ze alles mogen. Toen ik schreef dat u in elkaar was geslagen, weet u wat de reactie toen was? Ach wat, dat stelt toch niks voor, dat is een goeie les. Hoezo een gerechtelijke dwaling? Het was toch een straf van niks! Voor hen is het alleen maar een dwaling, maar het gaat wel om een mensenleven! In ieder geval, nu wordt alles rechtgezet… Dat ze het de volgende keer wel uit hun hoofd laten…

Maksimov smeert Apraksin zoveel stroop om de mond dat het niet verbaast dat Apraksin nauwelijks de kans krijgt zelf ook iets te zeggen. Word toch zelf ook advocaat!, houdt Maksimov hem voor. Begin een eigen firma! Apraksin is dan rijp voor consumptie: ‘Prachtig. De eerste tijd zal ik u wat steunen, omdat u me zoveel cliënten hebt bezorgd…En dan, weet u…ik heb het niet eerder gezegd om u niet in de war te brengen, maar nu kan het wel omdat alles in orde is. Ik weet dat u nog steeds gelooft dat het niet in orde is, dat u eigenlijk bang bent dat de deur ieder ogenblik kan opengaan en dat ze komen binnenstormen, maar ik verzeker u dat uw naam nu geheel is gezuiverd en dat alles in orde is… – ik ben helemaal niet bang, stamelt Apraksin – ‘Des te beter dan. Hoe het ook zij, ik wil u in ieder geval zeggen dat u een kanjer bent. Zo hebben u door de mangel gehaald, maar u bleef vierkant ontkennen, dat is niet mis! De meeste mensen slaan dan door, maar u hebt van meet af aan geen schuld bekend en dat bent u blijven volhouden, en op de zitting was alles tiptop. Nu kunnen we wel zeggen dat ons succes in de eerste plaats aan u te danken is. Nee, dat is geen valse bescheidenheid, u weet dat ik ook een professional ben, maar we hebben ons erg goed gedragen, erg goed.‘ Neen, Apraksin hoeft geen thee, hij wil wat zeggen. ‘Ik ben u erg dankbaar. Eerlijk. Des te meer omdat ik … weet u…‘, ‘Ik wil het allang zeggen… Het is namelijk zo dat ík hem vermoord heb, toch wel.’

De oplettende lezer zal het niet verbazen dat Maksimov zelfs niet knippert met de ogen van deze tardieve bekentenis: ‘Maksimov bleef hem net zo glimlachend aankijken met zijn ronde grijze ogen‘. Maksimov weet van de hoed en de rand: ‘Ja, dat weet ik (…) Ik weet het, Iljoesja, ik weet het, u hoeft zich niet zo op te winden. (…) Natuurlijk weet ik het, ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen (…) Ik zeg u toch dat ik rechten heb gestudeerd aan de universiteit van Moskou. Dat is een goede leerschool. Ik heb psychologie gehad van Joeri Mefoditsj Kolokolnikov, de laatste van de rode professoren.’

Apraksin’s verbazing is nog groter als Maksimov er aan toe voegt: ‘U had eigenlijk mij moeten hebben. In plaats van die Kolytsjev. Maar door uw genade ben ik in leven gebleven en heb ik, om zo te zeggen, besloten wat terug te doen.‘ Wat terug te doen? ‘Luister aandachtig en kalm naar me. Het ging toch om Natasjka, hè?‘ ‘Ze had niets met Kolytsjev, Iljoesja (…) Maar met mij helaas wel. Ik voel me schuldig tegenover u, het spijt me erg, maar op dat moment begreep ik dat ik iets goed kon maken. Iets rechtzetten, begrijpt u? Destijds dacht ik meer van, ach, ze heeft een of andere oen van een beveiligingsman. Zij heeft hem niet nodig, maar mij des te meer. Ik hield niet van haar, Iljoesja, u moet me vergeven. Het was zo’n luchtige relatie, een stommiteit. Maar voor haar was het heel serieus, daarom heeft ze het er ook uit geflapt, toen in januari. Dat ze het zat was, dat er een ander was, dat de liefde voorbij was, einde oefening. U hebt haar toen met uw stomme kop wat erg hard aangepakt, dat had u beter niet kunnen doen. Daarom heeft ze u verder niets verteld. Maar dat met die Kolytsjev, dat was natuurlijk prima… Hoe u bij hem uitkwam, dat snap ik wel. Hij liep al een hele tijd achter haar aan. Maar ze hield in die tijd van mij.

Maksimov raadt Apraksin aan maar snel de draad met Natasjka weer op te pakken, niet dan na hem te complimenteren met de zorgvuldige voorbereiding van zijn zaak: ‘Prachtig vond ik dat. Dat was echt klasse. U had het allemaal haarfijn berekend. Sjpakov had een conflict met Kolytsjev, dat wist u van uw kameraad, de bewaker van De Vijfde Kamer, die nu is afgebrand. Maar goed ook trouwens, dat was helemaal geen club maar een ordinair bordeel. Sjpakov had hem geld geleend, Kolytsjev had het niet terugbetaald en Sjpakov, die idioot, ging dat overal aan de grote klok hangen… Weet u overigens waar hij nu uithangt? In Venezuela, met zijn papaatje. Als adviseur van Chávez, wat zegt u me daarvan? De weg van een oligarch! Die zien we nooit meer terug… Maar verder goed bedacht. U had er alleen geen rekening mee gehouden dat hij meteen zou worden vrijgelaten. Toen begonnen uw zenuwen op te spelen. En dat mag niet. Weet u hoe je zenuwen moeten zijn? Zoals op dit moment bij u…

Het ijs is dan gebroken tussen de twee. Gebroederlijk drinken ze een theeglas cognac. Maksimov heeft echter nog een laatste uitsmijter in petto, een ‘En dan nog wat‘. Nee toch zeker, schrikt Apraksin: ‘Ach, het stelt niets voor, hoor (…) Gewoon, die Kolytsjev, hè… Dat was echt een vreselijke smeerlap. Die heeft Tanja nog een keer van me afgepakt, wist je dat? Definitief, noot meer teruggezien. Zit nu in Amsterdam, de trut. Dus daarvoor moet ik je nog apart bedanken. Je hebt het allemaal heel goed gedaan, jongen.

Ze schaterden het uit en namen er nog een‘,
BANNING N.V.

Gino van Roeyen

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven