Tim Vis is strafadvocaat en partner bij Vis & Van Reydt Advocaten, het in 2020 opgerichte advocatenkantoor dat uitzicht heeft op de Houthavens. Daarvoor was Vis advocaat bij Spong Advocaten, onder leiding van strafadvocaat Gerard Spong. “Het is altijd lastig om op jezelf te reflecteren, maar wat ik vooral van mijzelf vind – in relatie tot mijn vak – is dat ik vooral doe wat ikzelf heel erg leuk vind”, antwoordt hij op de vraag hoe hij zichzelf zou willen omschrijven. “Die toga, vooral de advocatentoga, zit mij als gegoten.”
Wat heeft u doen bewegen om na bijna tien jaar voor uzelf te beginnen?
“Op enig moment begon het toch wel te kriebelen. Wij waren allebei op zoek naar een uitdaging, waarbij we een eigen naam voor onszelf wilden opbouwen en een eigen praktijk wilden ontwikkelen. Wij wilden echt wel ervaren hoe het is om op eigen benen te staan en om je eigen kantoor te runnen.”
Maatschappelijke relevantie
“Ik ben iemand die het heel erg leuk vindt om vooral te opereren, waarbij het juridisch interessante raakt – hoe ingewikkelder, hoe leuker – aan het maatschappelijk relevante”, vervolgt Tim Vis. “Ik schep bijvoorbeeld heel veel plezier in zaken rondom het gedoog- en achterdeurbeleid. Dat is precies waar het strafrecht raakt aan de maatschappij en rechtspolitieke beslissingen”, legt hij uit over zijn liefde voor het strafrecht.
U heeft het over het raakvlak tussen enerzijds het juridisch interessante en anderzijds het maatschappelijke werkveld. Bent u om die reden ook advocaat geworden?
“Ook om die reden. Het mooiste van het strafrechtadvocatenbestaan is dat je ten eerste bezig bent met echte mensenlevens. Bij ons gaat het altijd om iets menselijks, om de toekomst – soms de heel verre toekomst – van individuen. Daarnaast heb ik het altijd ook interessant gevonden om voor de underdog op te treden. De strafadvocaat is vaak de enige die iemand nog heeft, de enige op wie iemand nog kan varen. Ook heb ik het altijd leuk gevonden om te debatteren. Ja, het is no question geweest dat ik advocaat zou worden.”
Daar de huidige generatie rechtenstudenten zijn inspiratie uit de serie Suits haalt, heeft Tim Vis zijn inspiratie gehaald uit The Practice – een advocatenserie uit de tijd dat men nog naar de videotheek ging voor een VHS. “Ik ben opgegroeid met het kijken van de advocatenserie The Practice. Dat gaat over een klein pro deo kantoor in Boston, met advocaten die de algemene praktijk doen, waaronder ook het strafrecht. Die advocaten staan de verschoppelingen van de Amerikaanse maatschappij bij, ook degenen die echt in de knel komen tussen allerlei dilemma’s, bijvoorbeeld mensen die hun verdediging niet kunnen bekostigen. Als je het een beetje door je wimpers bekijkt, zie je ook in die serie de dilemma’s terug die je tevens hebt in de Nederlandse rechtspraktijk.”
Jong beëdigd
Vis was op 21-jarige leeftijd beëdigd als advocaat bij Spong Advocaten. “Dat vind ik moeilijk om te zeggen”, geeft hij toe op de vraag hoe Gerard Spong hem zou omschrijven. “Maar ik kan alleen maar aangeven wat ik hoop dat hij zou zeggen. Dat is dat hij met net zoveel plezier terugkijkt op de bijna tien jaar waarin we hebben samengewerkt. Ik hoop dat hij mij nog steeds een heel enthousiast en hardwerkende liefhebber van het vak vindt. Dat is ook wat ik nog steeds van hem vind en waardoor ik met veel plezier terugkijk op mijn carrière daar.”
Hij geeft toe dat hij niet veel anders zou hebben gedaan als 21-jarige advocaat met de kennis die hij nu heeft, omdat zijn loopbaan prettig is verlopen. “Daar ben ik nog steeds heel blij mee. Nog tijdens de afronding van mijn tweede master ontstond er een vacature bij Spong Advocaten, een van de mooiste strafrechtadvocatenkantoren van Nederland. Ik zou dat nu niet anders hebben gedaan.
Maar als ik meer had kunnen doen in die tijd – dat is ook iets wat ik studenten altijd aanraad – had ik het leuk gevonden om het strafrecht vanuit andere perspectieven te hebben gezien. Ik heb nooit een stage gedaan bij het Openbaar Ministerie of de rechterlijke macht. Ik ben ook nooit buitengriffier geweest. Dat vind ik – met de kennis van nu – jammer, want de inkijk die je krijgt in hoe het recht echt wordt toegepast, hoe rechters denken en zich voorbereiden is wel wat ik heel graag had gewild. Overigens geldt hetzelfde voor het stage lopen in de wat meer bijzondere strafrechtadvocatuur, dus de Zuidaskantoren die meer compliance en criminal investigation doen.”
Nooit opgeven
“Je moet nooit opgeven”, vertelt Vis kort doch krachtig over de allerbelangrijkste les die hij heeft geleerd. “Je moet altijd, máár dan ook altijd tot het gaatje gaan voor je cliënt. Je bent vaak de enige voor een cliënt die er nog is. Iemand is voor zijn toekomst volledig afhankelijk van wat jij doet. Als jij er niet meer bent, wie is er dan nog wel voor jouw cliënt? Ook al eindigt een zaak niet zoals je het had voorgesteld of gehoopt, vind ik dat je altijd terug moet kijken en denken: ja, ik heb honderd procent gegeven.”
U heeft het over de relatie met de cliënt. Past u als strafadvocaat op dat die band niet te innig wordt? Kunt u ook uw grenzen aangeven?
“Dat moet je kunnen als strafadvocaat. Je bouwt met iedere cliënt een band op. Je moet wel heel goed aangeven waar voor jou de beroepsethische grens ligt. Ik ben altijd heel hard tegen mijn cliënten, wie dat ook is, zonder aanzien des persoons. Je hoort van cliënten ook wel dat veel advocaten een rooskleurig beeld proberen te schetsen. Zo van: kom naar mij toe en dan haal ik jou er wel uit. Als ik vind dat een zaak moeilijk is en dat heel erg lastig wordt, dan zeg ik dat.”
Feilbaarheid van de mens
Het is inmiddels tien jaar geleden dat de West-Friese strafadvocaat is afgestudeerd. Tim Vis denkt even na over de vraag waar hij als advocaat nu anders over denkt dan hij dacht als jonge rechtenstudent. “Het klinkt misschien heel cynisch, maar ik denk dat mijn geloof in de onfeilbaarheid van het recht als rechtenstudent groter is geweest dan het inmiddels is als advocaat. Er is onrechtvaardigheid in de wereld, ook in ons rechtssysteem. Er is ook feilbaarheid bij rechters, bij officieren en ook bij ons advocaten – ik ben ook niet onfeilbaar. Dat kan zich uiten in hele willekeurige zaken: waarom wordt naar iemand die verdacht wordt van het bezit van hennepkwekerijen wel een groot onderzoek gestart en waarom wordt dat bij de ander niet gedaan?
Bovendien maakt het ook uit – dat had ik me niet gerealiseerd als rechtenstudent, terwijl het best logisch is – waar je als verdachte terechtstaat en welke rechter je treft. Dat is niet slecht – helemaal niet –, maar wel een constatering. Dat laat ook zien wat een van de mooiste kanten van ons rechtssysteem is. Dat is dat het strafrecht altijd maatwerk biedt. Het feit dat het maatwerk biedt, brengt ook een zeker risico op willekeur en rechtsongelijkheid met zich mee. Natuurlijk zijn onze basisregels hetzelfde, maar hoe ze in de praktijk worden toegepast, verschilt toch wel van rechtbank tot rechtbank en van rechter tot rechter.”
Wat is het slechtste advies dat in uw wereld wordt gegeven?
“Er is een bepaalde slag advocaten dat fanatiek het adagium spreken is zilver, zwijgen is goud aanhangt.”
Dat las ik ook in het artikel Rambo’s met een aktetas in De Groene Amsterdammer.
“Nu zeg ik niet dat zwijgen nooit goed is. Sterker nog, het is op zichzelf het middel dat – als je nog geen overzicht hebt van een zaak – het minst kwaad doet op het moment dat je als verdachte niks verklaart, want dat kan altijd nog. Maar er zijn advocaten die dat tot een wel een heel hoge kunst verheffen. Terwijl het in sommige zaken het oprecht veel beter is om direct te verklaren. In sommige zaken kan je ook onherstelbaar veel schade doen door iemand in het begin wel zijn mond te laten houden. Dat dilemma is lastig en speelt iedere keer weer opnieuw.”
Ondergeschoven kindje
Naast het adagium om te zwijgen en niet te spreken, vindt Tim Vis dat er een zeker dedain bestaat voor het voeren van strafmaatverweren onder zijn vakgenoten. “Het strafmaatverweer is in veel gevallen echt een ondergeschoven kindje. Maar je kan er misschien wel het meest mee bereiken, met name in de kleinere zaken, door concreet na te denken over een alternatieve afdoening, concreet met de rechter mee te denken en concreet een alternatief aan de rechter voor te stellen. Er zijn advocaten die zeggen: ja, ik doe het altijd voor de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en voor vrijspraak én voor de rest moet je bij een ander wezen. Dat vind ik een hopeloos verouderd soort praktijk.”
Die advocaten zijn wellicht een beetje stroef?
“Ik weet niet of zij stroef zijn. Een strafmaatverweer is vaak ook niet het leukste verweer om te voeren. Daar gaat je juridische hart niet het hardst van kloppen. Er zijn ook, moet ik wel eerlijk zeggen, zaken waarbij een strafmaatverweer niet past. Als iemand verdacht wordt van een dubbele moord, ga je niet emmeren over de vraag of het 18 of 20 jaar zou moeten zijn. Dan gaat het echt om alles of niets. Dan past een strafmaatverweer niet.”
Meer duiten
Stel dat u de macht en middelen zou hebben om een probleem in de Nederlandse samenleving op te lossen. Welk probleem zou u dan willen oplossen?
“Dat is een van de allerbelangrijkste problemen in het strafrecht: de onderfinanciering van de hele keten, in het bijzonder van de strafrechtadvocatuur. De sociale advocatuur is kapot bezuinigd. Ik heb het gelukkig goed en ik ben daar elke dag dankbaar voor, maar heleboel van mijn collega’s hebben dat niet. Dat zijn collega’s die zich zonder winstbejag inzetten voor degenen die dat het hardst nodig hebben en die het zelf niet kunnen betalen. Daar is echt met een totaal botte bijl in gehakt. De schade die dat heeft toegebracht – niet alleen aan de advocatuur, maar vooral ook aan de rechtsstaat – zullen wij nog heel lang blijven voelen. Er wordt echt tekortgedaan aan de rechten en aan de kwetsbare positie van rechtszoekenden.”
Wat is de oplossing?
“Ik kan het ook niet romantischer maken dan het is: er moet gewoon meer geld daarheen.”
Misschien kunnen strafadvocaten ook kwetsbaarder worden – door de onderfinanciering – om eerder fout geld aan te nemen.
“Vooropgesteld: ik denk dat daarvoor geen aanwijzingen bestaan. Ik moet het opnemen voor mijn beroepsgroep in het algemeen. Onze beroepsgroep is zelfkritisch. Zelfkritisch is misschien niet perfect georganiseerd, maar er wordt heus wel gekeken en toezicht gehouden. Anderzijds, natuurlijk is het zo dat niets menselijks de strafadvocaat vreemd is. Op het moment dat het water je aan de lippen staat, is de druk natuurlijk hoog. Ik praat het niet goed. Alleen ik kan me voorstellen dat je onder druk van een krappe beurs bepaalde beslissingen neemt.”
Dilemma’s, dilemma’s en nog eens dilemma’s
Advocaten hebben te maken met velerlei dilemma’s: van ethische tot morele dilemma’s. Met welke dilemma’s Vis vooral te maken krijgt in zijn werk? “Dat varieert. Het is echt niet zo dat we iedere dag te maken hebben met een tikkende tijdbom. Ethische dilemma’s doen zich in allerlei maten en soorten voor. Of het nu een cliënt is die jou cc’t in een bericht aan een derde, waarvan je denkt: was dit per se bedoeld om naar mij gestuurd te worden of wordt hier een beetje de indruk gewekt dat het verschoningsrecht hierop van toepassing moet zijn? Ik heb nog nooit – vind ik heel belangrijk om te benoemen – meegemaakt dat dát zo was. Er is altijd wel een goede reden voor geweest.”
Tim Vis benadrukt dat het tegenwoordig populair is om aan het verschoningsrecht te zitten. “Dat is een onvoorstelbaar en onverstandig idee. Ik haak heel graag aan bij wat mijn confrères Doorenbos en De Greve daarover allebei aangeven. Ik wil hen hierbij ook een zeer groot hart onder de riem steken voor hun verzet daartegen. Hun verzet is heel erg belangrijk. Het raakt aan het fundament van de advocatuur en de geheimhoudingsplicht.”
Ziet u een verschil tussen de oude garde strafadvocaten en de nieuwe lichting van strafadvocaten?
“Als het gaat om processtrategie is er wél verschil. De advocaten die van de iets oudere garde zijn, leggen het zwaartepunt van de verdediging op de zitting, terwijl er een trend is om als strafadvocaat vroeg proactief te zijn bij het voeren van een verdediging, zoals het al vroeg beproeven of er schikkingsmogelijkheden zijn. Als je opnieuw door je wimpers kijkt, denk ik dat de strafadvocaten van de oude garde dat soort zaken liever op zitting laten aankomen en daar het debat voeren. Terwijl wij – jonge strafrechtadvocaten – proberen om in een zo vroeg mogelijke fase proactief de verdediging te voeren.”
Hoort het publieke belang bij het werk van de strafadvocaat?
“Wij advocaten dienen het publieke belang. Wij advocaten zijn er als een onmisbare spil binnen een goed functionerend rechtssysteem. Benjamin Ferencz legde het uit als volgt: het was in het allergrootste belang van de legitimiteit van het Neurenberg tribunaal dat de verdachten van de meest gruwelijke misdaden – genocide en misdrijven tegen de menselijkheid – de beste verdediging krijgen die er maar mogelijk is, want alleen dan kan je een veroordeling goed verkopen. Alleen dan kan je jezelf in de spiegel aankijken en zeggen: deze veroordeling past binnen de rechtsstaat.”
Het recht op zelfbeschikking
“Mijn opvatting is dat iemand net zoals hij het recht heeft om te zijn wie hij is en om zijn leven te leiden zoals hij dat wil, dat dát ook zou moeten gelden voor het sterven”, antwoordt Tim Vis op de vraag waarom hij vindt dat hulp bij zelfdoding niet strafbaar zou moeten zijn. “Ik vind dat het levenseinde een onlosmakelijk en onverbrekelijk onderdeel is van het leven. Dat de persoonlijke autonomie die jou toekomt over jouw leven ook behoort uit te strekken over de wijze waarop, het moment waarop én de omstandigheden waaronder jij ervoor kiest om dat leven te beëindigen.
Wij hebben op dit moment nog steeds strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding. Die strafbaarstelling komt uit een tijdperk waarin de eerbied aan het leven als objectief rechtsgoed nog heel erg belangrijk werd geacht. Wij zijn inmiddels wel gegroeid als maatschappij, vooral ook in het besef dat kwaliteit van het leven bepalend is. Dat maakt die strafbaarstelling, die ervan uitgaat dat je het leven simpelweg niet kunt vervreemden, verouderd. Ik vind dat wij als maatschappij mensen in de gelegenheid moeten stellen om – als het moment daar is – hun leven op een waardige en veilige manier te beëindigen. De strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding is op dit moment een te grote, remmende factor.”
Leemte
De euthanasiewet – oftewel de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding – beoogt te beschermen dat iemand op zijn eigen verzoek door een arts levensbeëindiging kan krijgen, in het geval dat hij uitzichtloos lijdt en er geen andere oplossing is. Volgens deze wet mag een arts euthanasie verlenen aan jongeren tussen de twaalf en zestien jaar, indien instemming is verleend van de ouders of voogd. Voor hen die ouder dan zestien zijn, is deze instemming niet vereist.
Vis pleit voor een regeling die euthanasie voor kinderen tussen de een en twaalf jaar mogelijk maakt. “Voor pasgeborenen die ernstig lijden, bijvoorbeeld aan een aangeboren afwijking, bestaat het dat artsen in een situatie komen dat zij denken: deze pasgeborene lijdt ernstig, ondraaglijk en uitzichtloos en er is geen perspectief meer. Dan is er een mogelijkheid, namelijk de wet Late Zwangerschapsafbreking en Levensbeëindiging bij Pasgeborenen. Je ziet dat bij ons in het recht een lacune bestaat voor kinderen tussen de een en twaalf jaar, die ernstig lijden maar niet geholpen kunnen worden. Dat betekent dus dat artsen die geconfronteerd worden met ernstig lijden van kinderen tussen de een en twaalf jaar geen andere optie hebben dan die kinderen – dat klinkt onvoorstelbaar hard – onnodig lang te laten doorlijden totdat ze sterven.”
Recentelijk heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan, waarin wordt bevestigd dat een arts (ook) bij dementie euthanasie mag uitvoeren. Waarom is dit voor de euthanasiepraktijk een belangrijke uitspraak?
“Dementie is een heel aangrijpende ziekte. Veel mensen willen niet in die situatie belanden. Men kan zodanig lijden aan dementie en ook zodanig aan het onvermijdelijke vooruitzicht van die verdere dementie dat je ook al actief om euthanasie kan vragen als je nog wilsbekwaam bent. Iemand kan zelf niet meer zeggen of bepalen of hij wel of niet dood wil. Maar er zijn mensen die in een schriftelijke wilsverklaring vastleggen dat zij nooit in zo’n situatie willen belanden.”
Tim Vis vertelt dat het een heel belangrijk onderdeel van de euthanasiewet is dat men ook voor die toekomst voor zichzelf mag bepalen wat ondraaglijk lijden is. “De Hoge Raad heeft met die uitspraak bevestigd dat euthanasie uitgevoerd kan worden als de wilsverklaring specifiek genoeg is, als de arts zorgvuldig vaststelt dat die situatie is ingetreden en de patiënt actueel lijdt. De Hoge Raad heeft nu eigenlijk bevestigd dat iemand die een schriftelijke wilsverklaring heeft ondertekend niet opgesloten hoeft te raken in die dementie, in dié situatie die hijzelf als ondraaglijk lijden heeft omschreven. Het is ontzettend belangrijk dat voor die mensen het recht op zelfbeschikking ter gelde kan worden gemaakt”, benadrukt de strafadvocaat.
“Nog één aspect daarvan”, vervolgt hij weer. “Het feit dat de Hoge Raad die uitspraak heeft gedaan, is vooral ook van belang, omdat de Hoge Raad daarmee heeft gezegd tegen het Openbaar Ministerie: de strafvervolging op grond van de euthanasiewet is er niet voor alle gevallen. Het is niet zo dat je naar het strafrecht moet grijpen als er iets bij de euthanasie niet goed blijkt te zijn gegaan. Strafrecht is niet het primaat bij de handhaving van de euthanasiewet, heeft de Hoge Raad bepaald. Dat brengt ook mee dat er veel meer rechtszekerheid is voor artsen en dat artsen zich hopelijk veilig voelen om euthanasie uit te voeren, ook in dit soort gevallen.”
Uit de taboesfeer
Dan is altijd mijn vraag: why?, zoals Ischa Meijer dié vraag ook stelde. Waarom vindt Tim Vis eigenlijk het recht op zelfbeschikking zo belangrijk? “Het heeft altijd wel mijn interesse al gehad. Ik ben gezegend met ouders en grootouders met wie ik over dit onderwerp kon spreken. Ik vind het ook belangrijk dat dit onderwerp uit de taboesfeer komt. Ik vind dat sterven echt bij het leven hoort en dat je daarover moet spreken. Maar mijn echte interesse is gewekt – als het gaat om het juridische aspect ervan – tijdens mijn studie. Ik heb altijd veel mogen optrekken en mogen leren van Eugene Sutorius, emeritus hoogleraar Strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij vertelde veel over dit onderwerp aan de Oudemanhuispoort. Ik kon regelmatig aanschuiven bij die avondlezingen. Hij hield daar uitleg over bijvoorbeeld de betekenis van bepaalde rechtspraak of de totstandkoming van de euthanasiewet.”
Maar waarom komt u nu als strafadvocaat op voor het recht op zelfbeschikking?
“Toen ik net afgestudeerd was, raakte mijn grootmoeder in heftige gezondheidsproblemen. Haar eind naderde. Zij dacht altijd ze haar levensbeëindiging goed had geregeld. Mijn grootmoeder had daar echt goed over nagedacht. Maar toen de tijd eenmaal daar was, was haar eigen arts op vakantie. Dat kan natuurlijk gebeuren. Haar waarnemer zei: ik ken u net een halfuur en ik kan u nu niet actief het leven ontnemen. Vervolgens ging mijn grootmoeder van de situatie waarin zij het goed had geregeld náár de situatie waarin de arts – om heel begrijpelijke redenen – dat niet kon doen.
Zij is uiteindelijk palliatief gesedeerd en een aantal dagen erna overleden. Dat was zeer tegen haar wens. Zij wilde haar leven actief beëindigen. Dat kon dus niet. Haar laatste woorden tegen de arts waren: als u maar weet dat dit niet is wat ik heb gewild. Vervolgens werd de morfine aangebracht. Dat heeft mij ook op persoonlijk vlak een zekere motivatie meegebracht om het beter geregeld te krijgen.”
De stad die nooit slaapt
Vis heeft ook internationaal strafrecht aan de Columbia University in New York gestudeerd. Hij was toen nog 20 jaar, wat de nodige uitdagingen met zich meebracht. “In Nederland mochten we al vanaf ons zestiende alcohol drinken. In de Verenigde Staten mocht ik opeens niets drinken. Sterker nog, ik kan me herinneren dat ik daar aankwam en de tegen mijn toenmalige studiegenoten riep dat zij op mij moesten letten. Er werd daar best strikt op gehandhaafd.”
“Dat was fantastisch”, benadrukt de strafadvocaat nog eens. “New York is een ongelofelijke stad en het is een eer geweest om daar te mogen wonen. Wat vooral heel erg opviel, is hoe ontzettend snel die stad thuis voelde, ondanks dat het een metropool is.”
Voelde u zich ook onderdeel van de mensen daar?
“Zonder meer ook wel New Yorker. Dat is heel iets anders dan de Amerikaan. Ik geloof dat New Yorkers dat zelf ook hebben. De New Yorker is een heel nuchter en bot iemand, die eigenlijk best veel weg heeft van de directheid die wij in Nederland ook wel kennen. Maar het is wel een volstrekt andere wereld. Ik voelde mij toen heel snel thuis. Laat ik ook vooral benoemen dat het andere tijden waren. Ik studeerde daar in 2010.”
Obama was toen nog de president van de Verenigde Staten.
“Obama was op dat moment in zijn eerste termijn en was toen ook mateloos populair. Dat was absoluut wel een heel ander soort sfeer. Natuurlijk was er toen ook al wel polemiek en grote verdeeldheid, maar die echte vastgeroeste verdeeldheid ontstond in de aanloop naar zijn tweede en tijdens zijn tweede termijn. Ik denk dat toen ik daar studeerde het een relatief gezonde tijd was, zeker vergeleken met nu.”
Onevenredig
Het Amerikaanse rechtssysteem verschilt aanzienlijk met dat van ons. Tim Vis reageert bedenkelijk op de vraag of wij in Nederland wat kunnen leren van het Amerikaanse rechtssysteem. “Erg weinig”, stelt hij. “Het Amerikaanse rechtssysteem is zo ontzettend onevenredig gekant tegen verdachten die minder te besteden hebben. Laten we wel wezen: als je in het Amerikaanse rechtssysteem een echte verdediging wilt hebben, moet je haast multimiljonair zijn. Dat is zó ontzettend gekant tegen minderbedeelden en tegen mensen uit een zwakkere demografische achtergrond dat je niet meer van een eerlijk rechtssysteem kan spreken.”
Hoewel wij niet veel kunnen leren, maakt hij ook een kanttekening. “Er zijn wel aspecten ervan die meer navolging zouden kunnen krijgen bij ons. Een voorbeeld daarvan is het onmiddellijkheidsbeginsel, dus dat een rechter niet zomaar op papieren afgaat, maar iets recht voor zich moet zien. De jury moet al het bewijs zelf zien, proeven en ruiken voordat zij tot een beslissing komt. Ik vind dat rechters soms vaker kritisch moeten zijn en soms vaker getuigen op zitting moeten laten komen en het niet zomaar van het papier moeten laten afhangen.”
Geboren togadrager
Tim Vis begeleidt regelmatig studenten aan de Universiteit van Amsterdam. Vis vertelt op welke momenten hij onder de indruk kan zijn van deze rechtenstudenten. “Ik was twee weken geleden bij de eindbijeenkomst van de Amsterdam Law Firm. Daar hebben studenten zich een aantal weken toegelegd op een strafdossier. Ik heb daar een aantal sessies gezien, die oprecht niet onder deden voor een echte goede rechtszitting.”
“Een aantal studenten had zich zo goed voorbereid en ingeleefd in hun rol”, benadrukt hij. “Die waren eigenlijk al een geboren officier van justitie of advocaat. Dat laat zich niet alleen zien, omdat je retorisch goed spreekt, maar ook gewoon door te laten zien waar de schoen wringt. In ons vak is een van de allerbelangrijkste eigenschappen dat je direct en snel ziet waar het om draait en waar het scharnierpunt ligt. Je moet als advocaat heel goed zijn in begrijpend lezen. Sommige mensen hebben dat van zichzelf. Je kan het ook leren door veel te doen. Je ziet soms een aantal – dat is onmiskenbaar – studenten waarvan je ziet dat zij talent hebben.”