Een minimumbelasting met minimaal effect

Op 1 januari is de Wet minimumbelasting 2024 in werking getreden. Het is maar zeer de vraag of deze wet doeltreffend zal zijn in het voorkomen van internationale belastingontwijking.

Delen:

beeld: Depositphotos

Op 1 januari 2024 is in Nederland de Wet minimumbelasting 2024 in werking getreden. De wet is een uitvloeisel van internationale onderhandelingen over de aanpak van belastingontwijking onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het project is uitgemond in een wankel bouwwerk dat rust op twee pijlers: Pillar One ziet op de verdeling van heffingsrechten van grote mondiaal opererende internetplatforms. Pillar Two houdt een ware ‘minimumbelasting’ in voor grote multinationals (geconsolideerde groepsomzet van € 750 miljoen). Aanvankelijk was bedoeld dat zo ongeveer de gehele wereld de minimumbelasting zou toepassen, maar het mondiale initiatief is vakkundig gekaapt en voornamelijk een EU-initiatief geworden. Resultaat is dat voorlopig vooral Europese landen meedoen als gevolg van de Richtlijn (EU) 2022/2523.

De minimumbelasting begon ooit met een even sympathiek als simpel idee: elk bedrijf betaalt ten minste 15 procent vennootschapsbelasting over zijn wereldwijde winst. Hierdoor wordt de internationale race to the bottom voorzien van een bodem die internationale belastingconcurrentie minder aantrekkelijk maakt. Zoals vaker blijken simpele oplossingen voor complexe problemen niet te bestaan. De minimumbelasting is een regeling die al gauw een stuk of 70 pagina’s beslaat in de nieuwe wettenbundels. Daarbij zijn gaandeweg allerhande nieuwe scrabblewoorden geïntroduceerd. Wat te denken van de ‘inkomen-inclusiebijheffing’ en de ‘onderbelastewinstbijheffing’. In internationale bijdragen over de minimumbelasting zijn het vooral de vele afkortingen die de lezer om de oren vliegen: UTPR, STTR, QRTC, GloBE en de QDMTT. Maar blijft u alstublieft lezen! Ik laat de werking van de nieuwe wet verder voor wat het is.

Inmiddels – dus na inwerkingtreding van de Europese Richtlijn en de Nederlandse wet minimumbelasting – is duidelijk dat van de minimumheffing voorlopig niet veel behoeft te worden verwacht. Zo betekent de keuze van de Verenigde Staten om de wet (vooralsnog) niet in te voeren dat de regeling niet de wereldwijde dekking heeft die ooit werd beoogd. Amerikaanse multinationals die hun laagbelaste dochtervennootschappen hebben weggehaald bij onder andere Nederlandse tussenhoudsters blijven dus buiten schot. Het onderdeel van de minimumbelasting waarmee tussenhoudsters mogen kijken of op het niveau ‘boven’ hen te weinig wordt geheven (de ‘UTPR’) treedt pas in 2026 in werking voor die Amerikaanse multinationals. Bovendien is de vraag of de Verenigde Staten nadien niet een uitzonderingspositie zullen blijven afdwingen, maar ook of de minimumbelasting wel toelaatbaar is gelet op de bestaande belastingverdragen. 

Tussentijds hebben ook grote economieën als Brazilië, China en India een wait-and-see-approach aangenomen en  loopt Europa voorop met een ‘wereldwijde’ minimumheffing die vermoedelijk vooral Europese bedrijven raakt en hun internationale concurrentiepositie schaadt. Belangrijker is dat de nieuwe wet tot gigantische administratieve lasten leidt voor grote bedrijven, ongeacht of ze niet allang voldoende belasting betalen. Op dit punt zou de nieuwe belasting toch gemakkelijker moeten kunnen werken dan hij nu doet, door bepaalde bedrijven – die kunnen laten zien niet of nauwelijks actief te zijn in landen met een afwijkende fiscaal regime – buutvrij te geven. Ook zijn de effecten van de wet niet altijd goed doordacht en kan die bijvoorbeeld ten koste gaan de belastingopbrengst van ontwikkelingslanden. 

Vraag is inmiddels waar dit alles toe leidt. Inmiddels is duidelijk dat de opbrengsten van de minimumbelasting in Nederland minimaal zullen zijn. Laatstelijk is een bedrag genoemd van € 47 miljoen, hetgeen op het totaal van ’s lands begroting summier is. Misschien moet het woord minimumbelasting vooral in die context worden begrepen. Maar op de achtergrond doemt een belangrijker probleem op met betrekking tot de minimumbelasting. Het gaat dan over de maximale spanning die de minimumbelasting veroorzaakt binnen het internationale fiscale krachtenveld. De inzet over de verdeling van heffingsrechten leidt tot grote tegenstellingen tussen verschillende machtige landen en continenten. Op dat punt is het resultaat helaas vele malen groter dan de opbrengst van een minimumbelasting.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven