De advocaat die geconfronteerd wordt met een tuchtklacht zal de mogelijkheid om de zaak te schikken dus niet ongewoon vinden. Met de ontevreden cliënt wordt een financiële schikking getroffen op voorwaarde dat hij de klacht intrekt. Probleem opgelost, de tuchtrechter wordt met rust gelaten. Een onnodig geding wordt voorkomen.
In de Advocatenwet loert echter een gemeen risico, artikel 47a lid 2 onder b. Indien een klacht wordt ingetrokken, dan wordt de behandeling daarvan gestaakt tenzij de raad om redenen van het algemeen belang beslist dat de behandeling van de klacht wordt voortgezet. Eerst wordt de deken geraadpleegd. Als de raad dan beslist om de klacht voort te zetten, kan de deken de rol van de klager overnemen. De deken wordt als klager aangemerkt. Zo kan het gebeuren dat de advocaat die net met zijn boze cliënt heeft geschikt met de bedoeling van de klacht af te zijn, zich nu geconfronteerd ziet met de deken die hem achterna komt. In dat geval volgen er vaak ook kritische vragen op de zitting over de reden van de schikking: wilde u de klacht afkopen?
Schikken of niet in een tuchtzaak wordt hiermee een lastig vraagstuk. Het Hof van Discipline heeft onlangs in een principiële uitspraak richting gegeven. Het betrof een zaak waarin de advocaat van de raad vier weken schorsing opgelegd had gekregen. Het betrof een kwaliteitsklacht, waarbij de advocaat in veel opzichten een zaak had verwaarloosd, een termijn had laten verlopen en niet voldoende zorg had betracht. Het tuchtrechtelijk verleden speelde mee bij het opleggen van de zware sanctie. In hoger beroep wist hij de zaak met klaagster te schikken. Klaagster trok haar klacht in. De deken Overijssel zag geen reden van algemeen belang en vroeg niet om voortzetting van de zaak. Het hof ging daarin mee en de behandeling van de klacht werd gestaakt. De beslissing van de raad werd vernietigd.
Het hof nam de gelegenheid te baat om in deze zaak vijf criteria te formuleren voor de beoordeling of een klacht om redenen van het algemeen belang moet worden voortgezet. Samengevat zijn deze:
- als er over de feiten wordt getwist, dan ligt voortzetting niet in de rede; ‘Met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid’;
- als de feiten vaststaan, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend;
- gaat het om een kwaliteitsklacht, dan is voortzetting doorgaans niet nodig. Dan prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling boven het algemeen belang om een uitspraak te krijgen over de kernwaarde deskundigheid;
- in andere gevallen zal de beslissing om de klacht voort te zetten afhangen van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij behartiging van de belangen van de cliënt;
- voortzetting ligt in elk geval in de rede als de advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze niet inziet en ‘de beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk’.
Een mooi rijtje overwegingen met een paar snedige zinssneden. De boodschap van het hof is wel duidelijk: in ernstige zaken is schikken onverstandig. Bij ruzie met de cliënt over een verongelukte zaak kan een schikking worden overwogen. De eigenwijze advocaat die een klacht probeert af te kopen kan op voortzetting van de klacht rekenen; wie niet horen wil moet maar voelen.
Het is goed dat het hof deze guidance geeft. Het schept veel duidelijkheid voor de praktijk en het belang van de zowel de advocaat als de cliënt is ermee gediend.