Een verhitte huurrechtzomer!

Online inkomsten en een coronahuurkorting, onredelijke administratiekosten en een aangenomen wetsvoorstel dat niet in werking mag treden.
Depositphotos-Pulsar011

De Rotterdamse kantonrechter oordeelde op 9 juli jl. dat winkeliers voor het berekenen van een coronahuurkorting ook hun online-inkomsten moeten opgeven. Modewinkelketen Scotch & Soda (S&S) had onderbouwd dat haar winkels door de coronamaatregelen te kampen hadden met sterk tegenvallende omzetcijfers, terwijl haar vaste lasten doorliepen. Onderdeel van het concern waar S&S toe behoort, is echter ook een tak die de onlineverkoop van kleding verzorgt. Volgens de kantonrechter is het niet onaannemelijk dat de omzet die anders in de fysieke winkels zou zijn behaald, gedeeltelijk is weggevloeid richting de online-verkopen, nu de verplichte winkelsluitingen het winkelend publiek naar de webshops dreef. Daarom achtte de kantonrechter het niet redelijk om de vanuit Nederland behaalde omzet uit de onlineverkoop bij het bepalen van de huurkorting volledig buiten beschouwing te laten. Het betoog van S&S dat de webshop een andere rechtspersoon betreft, die moet worden onderscheiden van S&S Retail, werd door de kantonrechter gepasseerd. De kantonrechter achtte verder de schade die de verhuurder had geleden vanwege corona eveneens van belang: verhuurders vaste lasten lopen immers ook door, terwijl hij minder huurinkomsten heeft. Beide partijen mogen zich nader uitlaten.

Daarnaast heeft de Hoge Raad, in een lezenswaardige uitspraak, antwoord gegeven op prejudiciële huurvragen. De Hoge Raad had eerder in de Ymere/Nellestein-zaak beslist dat van een ‘niet redelijk voordeel’ in de zin van artikel 7:264 BW sprake is, indien een verhuurder bij het aangaan van een huurovereenkomst bij de huurder kosten in rekening brengt, terwijl daar geen of een verwaarloosbare prestatie van de verhuurder tegenover staat. In de recente Rochdale-zaak bevestigt de Hoge Raad dat dit uitgangspunt evenzeer (en onverkort) geldt in de vrije sector, ook als de verhuurder de kosten in de huurprijs had kunnen verwerken, maar die weg niet heeft gevolgd. De Hoge Raad overweegt dat tegenover de bij het aangaan van de huurovereenkomst aan de huurder in rekening gebrachte kosten, een prestatie van verhuurderszijde moet staan, die voor de huurder ‘een bate’ oplevert. Hiervan is geen sprake indien de verhuurder (i) met die prestatie uitsluitend of voornamelijk zijn eigen belang dient of (ii) op grond van de huurovereenkomst of de wet reeds tot die prestatie gehouden is of deze anderszins behoort bij een normale woningexploitatie. De huurder betaalt dan immers voor iets waar hij sowieso al tot gerechtigd was.

De praktijk hunkerde voorts naar een verruiming van de mogelijkheden tot tijdelijke verhuur van woonruimtes. De Tweede Kamer gaf hier gehoor aan en voegde een verruimingsmaatregel toe aan een wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet. Hoewel de Eerste Kamer kritisch was over de verruimingsmaatregel, stemde zij, omwille van een spoedige wijziging van de Woningwet (per 1 januari 2022), op 6 juli 2021 niettemin met het wetsvoorstel in. Teneinde te voorkomen dat de verruimingsmaatregel in werking zou treden, is vervolgens het wetsvoorstel Reparatiewet tijdelijke verhuur geïntroduceerd.

 

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven