Een verstopte coronamaatregel

In deze bijdrage over twee veelbelovende wetsvoorstellen aandacht voor een verstopte coronamaatregel en een kreet uit de praktijk die is opgepikt door het (gevallen) kabinet.
Twee veelbelovende wetsvoorstellen

Op 8 december 2020 is het wetsvoorstel Tijdelijke Huurkorting aan de Eerste Kamer aangeboden. Hoewel dit wetsvoorstel zich met name concentreert op huurkortingen, zit hierin een tijdelijke coronamaatregel verstopt. Het wetsvoorstel bevat namelijk een mogelijkheid om opnieuw tijdelijke woonruimtehuurovereenkomsten te verlengen. Eerder voorzag de (inmiddels uitgewerkte) ‘Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten’ al in een verlengingsmogelijkheid.
Op grond van het wetsvoorstel kan, op schriftelijk verzoek van de huurder, de tijdelijke huurovereenkomst met één of meer maanden worden verlengd, mits de einddatum van de verlenging niet later is dan 1 juli 2021. Het verzoek behoort te worden gedaan binnen één week nadat de verhuurder het einde van de huurovereenkomst heeft aangezegd. Deze maatregel kan bij koninklijk besluit worden verlengd tot 1 januari 2022.

Daarnaast stimuleert dit wetsvoorstel verhuurders in de sociale huursector om ten aanzien van zelfstandige woonruimte (zo nodig) tijdelijke huurkortingen af te spreken. Het wetsvoorstel maakt het namelijk mogelijk om, na afloop van de huurkortingsperiode, de huurprijs te verhogen met meer dan de maximaal toegestane jaarlijkse huurverhoging, zodat de huurprijs (overwegend) weer op het niveau kan komen alsof die huurkorting niet was verleend en de jaarlijkse huurprijsverhogingen telkens waren doorgevoerd. De beperkingen: het moet gaan om 1) een huurkorting of -bevriezing (van maximaal drie jaar) welke op schriftelijk verzoek van huurder tot stand is gekomen of 2)  een huurgewenningsafspraak die geldt voor maximaal de eerste drie jaar van de huurovereenkomst. Bij een huurgewenningsperiode wordt de huurprijs vanaf de huuringangsdatum voor een zekere periode geleidelijk naar het niveau van de aanvangshuur gebracht.

Er is een nijpend tekort aan beschikbare betaalbare woningen voor mensen met middeninkomens en starters. Om deze situatie het hoofd te bieden, is het ontwerpwetsvoorstel ‘Opkoopbescherming en verruiming mogelijkheden tijdelijke verhuur’ in consultatie gebracht. De consultatie is inmiddels gesloten. Het wetsvoorstel zou 1 april 2021 in werking moeten treden (en heeft daarmee – gek genoeg – een overlap met de hierboven genoemde nadere coronamaatregel betreffende de verlenging van tijdelijke huurovereenkomsten).

Het wetsvoorstel voorziet in de volgende maatregelen.

1) Gemeentes krijgen de mogelijkheid om buurtgericht tijdelijk een opkoopbescherming te gelasten voor goedkope en middeldure woningen. Hiermee wordt voorkomen dat beleggers deze woningen opkopen voor verhuur en dat koopprijzen worden opgevoerd. In uitzonderingsgevallen is verhuur met vergunning (eventueel met verhuurvoorwaarden) overigens nog wel mogelijk. Het hoofddoel: woningen betaalbaar en beschikbaar houden voor mensen die er zelf in willen wonen.

2) Sinds een aantal jaar is het mogelijk om tijdelijke woonruimtehuurovereenkomsten te sluiten; na afloop van de afgesproken termijn eindigen deze automatisch met de enkele beëindigingsmededeling van de verhuurder. Maar deze overeenkomsten mogen slechts één keer worden gesloten en de looptijden zijn gemaximeerd (maximaal twee jaar bij zelfstandige woningen en maximaal vijf jaar bij onzelfstandige woningen). Eindigt de overeenkomst niet op de overeengekomen datum, dan wordt deze voortgezet voor onbepaalde tijd. Zie voor meer informatie onze bijdrage uit 2016.

De praktijk vraagt echter om meer flexibiliteit bij deze tijdelijke overeenkomsten en dus worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

  • de termijn wordt gewijzigd naar maximaal drie jaar bij verhuur van zelfstandige woningen;
  • het wordt mogelijk om zowel bij verhuur van zelfstandige als onzelfstandige woningen één keer de overeenkomst te verlengen (mits de totale termijn van drie respectievelijk vijf jaar niet wordt overschreden en de huurvoorwaarden gelijk blijven);
  • afhankelijk van de duur van de eerste tijdelijke overeenkomst, kan huurder een opzegverbod krijgen (variërend van de eerste drie tot twaalf maanden van de huurovereenkomst).

Daarnaast verduidelijkt deze wet dat reguliere woonruimtehuurovereenkomsten ook voor een minimumduur (zonder tussentijdse opzegmogelijkheid voor de huurder) kunnen worden gesloten.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven