Na bijna twintig jaar procederen heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de identiteit en nationaliteit van een vreemdeling te lange leste maar definitief zelf vastgesteld.
De betrokken man beoogde met de vele procedures die hij daartoe moest voeren zijn identiteit met Iraakse nationaliteit definitief te laten vaststellen en af te komen van zijn andere identiteit met Jordaanse nationaliteit, waarvan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid steeds uitging en waardoor hij in 2002 zijn asielvergunning kwijtraakte (omdat hij bij zijn asielaanvraag gelogen zou hebben over zijn nationaliteit).
In 2019 vroeg de man ten einde raad de staatssecretaris uiteindelijk nogmaals om het asielintrekkingsbesluit uit 2002 te herzien. De staatssecretaris wees dat verzoek af, nu de man formeel geen nieuwe feiten en omstandigheden had aangevoerd voor een herziening. Om de “uitzonderlijke en slepende patstelling te doorbreken” gaat de Afdeling bestuursrechtspraak in haar uitspraak (uitspraak van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1287). voorbij aan de formele vraag of de staatssecretaris al dan niet verplicht was om het besluit uit 2002 te herzien.
Uiteindelijk draaide het om een bewijskwestie. Mocht de staatssecretaris van de vreemdeling vragen om te bewijzen dat hij niet de identiteit met Jordaanse nationaliteit heeft? Daarbij is het Iraakse paspoort voor de vreemdeling van groot belang. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak is het aan de staatssecretaris om onderzoek te doen naar de identiteit met Iraakse nationaliteit in plaats van de vreemdeling op te dragen te bewijzen dat hij niet de Jordaanse identiteit en nationaliteit heeft.
Dat onderzoek kan hier echter achterwege blijven. De staatssecretaris heeft namelijk niet duidelijk gemaakt hoe zij nu nog uitsluitsel kan krijgen over de identiteit van de vreemdeling. Daarmee wordt de patstelling dus niet doorbroken. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt daarom zelf in de uitspraak de identiteit en Iraakse nationaliteit van de man definitief vast.
Goed om te zien dat de Afdeling hier bereid is de formele vraag naar de aanwezigheid van nova geen spelbreker te laten zijn en bovendien ook zelf de knoop doorhakt. Dat smaakt naar meer. Tegelijk is het natuurlijk stuitend dat deze man hiervoor twintig jaar heeft moeten strijden. De staatssecretaris en de eerder betrokken rechters zouden er goed aan doen om hun rol in dezen te evalueren en lessen te trekken om herhaling te voorkomen. Misschien dat ook het zelfonderzoek dat de Afdeling doet naar aanleiding van de toeslagenaffaire aanleiding kan zijn om te zien of er meer patstellingen zijn die moeten worden doorbroken.