Woekerpolissen, directe actie, melding, art. 7:941, geen eigen schuld, wel eigen schuld, verzwijging, art. 7:929… Er spookt van alles door mijn hoofd. “Eline, we gaan door met de volgende vraag, we hebben maar 30 minuten en dit schiet niet op.”
Twee dagen geleden hoorde ik dat het tentamen verzekeringenrecht een mondeling zou worden in plaats van een schriftelijk tentamen. Een mondeling. Ik voorzie grote problemen. Tijdens een mondeling kan je niet even door naar de volgende vraag of gewoon beginnen bij de laatste. Je kunt niet door je wetboek bladeren in de hoop dat je vanzelf het antwoord tegenkomt. De regie ligt bij de docent in plaats van bij jou. Ik heb niet voor niks voor verzekeringenrecht gekozen: ik hou van zekerheid.
Ik tref mijn docent al bij de koffieautomaat. Type hockeyvader: vriendelijke man, draagt een versleten Burberry trenchcoat en laat vermoedelijk ’s ochtends een labrador uit voordat hij de kinderen naar school brengt. Tijdens de les snuit hij regelmatig zijn neus in een geruite stoffen zakdoek. Wie doet dat nou nog? Kortom, het type man waar je normaal gesproken niet bang voor bent, totdat je cijfer van hem afhangt.
We gaan zitten en in mijn hoofd herhalen zich de 50 arresten. Maar in plaats van naar een arrest te vragen, vraagt hij heel basaal naar ‘samenloop’… Oh mijn god. Ik heb 1000 dingen geleerd en dit weet ik even niet meer. Wat denkt hij nu wel niet? En wat denkt dat mens naast hem wel niet dat niks zegt en alleen maar noteert? Eline weet niet eens wat samenloop is! Ik zie de tijd wegtikken, terwijl de vragen om mijn hoofd zweven. Nog maar 15 minuten te gaan. We zijn al over de helft en ik heb nog geen fatsoenlijk antwoord gegeven. Ik word wanhopig. Ik geef een antwoord. Mijn docent zegt dat het goed is, maar dat hij een juridische term wil horen. Ik zeg iets, ik weet niet eens meer wat. Op dat moment verandert mijn docent van een hockeyvader in een meedogenloze topadvocaat en begint hard te lachen. “Het zou echt heel raar zijn als een jurist dit zou zeggen, Eline.” Al lachend kijkt hij weer op zijn horloge. Ik heb me het rambam geleerd en mijn docent lacht me uit, terwijl de tijd doortikt. Mijn mondeling mondt uit in een nachtmerrie. Het ergste wat er kon gebeuren gebeurt: ik barst in huilen uit.
Mijn docent schrikt. “Oh meisje toch, dit was helemaal niet mijn bedoeling. Ik had die vileine opmerking niet moeten maken.” De hockeyvader is terug en kijkt ongemakkelijk naar de collega naast zich. Die kijkt niet van haar notitieblok op. We hebben nog 5 minuten. Er is geen water en de tranen stromen over mijn wangen. Toen gebeurde het. Uit zijn zak haalt hij de opgevouwen geruite zakdoek, dé zakdoek die ik in de les zo vaak verafschuwd heb en zegt: “Hier, gebruik deze maar. Deze is vanmorgen schoon uit de was gekomen.” Ik neem hem aan en veeg de mascara van mijn wangen. Ik zeg dat het heel frustrerend is dat hij niks over de arresten vraagt, terwijl ik die juist allemaal heb geleerd. De laatste 3 minuten stelt hij daarom nog twee vragen over de jurisprudentie waar ik eindelijk, al snikkend, een volledig antwoord op kan geven. De tijd is om en ik geef zijn zakdoek terug. Ik denk aan zijn vrouw die ’s avonds zijn zakdoeken uit zijn broek haalt en de mascaravlekken ziet. “Schat, heb je vandaag nou alweer een student aan het huilen gemaakt?”