Tussen 2001 en 2009 zijn 30.000 stellen uit elkaar gegaan met een flitsscheiding. Deze vorm van relatiebeëindiging was het populairst in de jaren 2003 tot en met 2005 toen jaarlijks vijfduizend paren kozen voor een flitsscheiding. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De flitsscheiding werd ingevoerd in 2001. Echtparen moesten hun huwelijk eerst omzetten in geregistreerd partnerschap. Hadden stellen genoeg van elkaar dan konden ze vervolgens met een flitsscheiding uit elkaar gaan, als alternatief voor een reguliere scheiding. Vorig jaar is de flitsscheiding afgeschaft omdat die in het buitenland niet wordt erkend. Ook ontbraken heldere afspraken over de zorg voor de kinderen.
In 2008 maakten ruim 2.500 thuiswonende kinderen een flitsscheiding mee. Wel hadden flitsscheiders veel minder vaak thuiswonende kinderen dan echtscheiders; 53 tegen 72 procent. De daling van het aantal echtscheidingen is in de periode 2001-2009 vrijwel volledig gecompenseerd door de toename van het aantal flitsscheidingen, aldus het CBS.
Het CBS onderzocht ook de situatie van vrouwen na een scheiding. Vier jaar na een echtscheiding woont de helft van de mannen opnieuw samen. Vrouwen zijn dan nog beduidend vaker alleenstaand. Ze verwachten ook minder vaak weer te gaan samenwonen dan mannen, aldus het statistisch bureau. Dat kinderen vaak worden toegewezen aan de moeder, verkleint overigens de kans op een nieuwe relatie. Alleenstaande moeders stellen het opnieuw samenwonen uit totdat de kinderen het huis uit zijn. Wie ongehuwd samenwoonde gaat sneller een nieuwe relatie aan dan ex-gehuwden. De helft woont binnen vier jaar alweer samen met een nieuwe liefde. Dat geldt voor zowel mannen als vrouwen. Een van de oorzaken is dat ongehuwd samenwonenden vaker geen kinderen hebben dan ex-gehuwden.