Herrie in de tent: het informatierecht van aandeelhouders buiten vergadering

De rechtbank Den Haag heeft op 6 april 2022 vonnis in kort geding gewezen in een zaak over het informatierecht van aandeelhouders buiten de algemene vergadering om. In deze zaak verzocht een aandeelhouder (niet zijnde bestuurder) om vennootschapsinformatie in aanvulling op de jaarrekening. De aandeelhouder had deze informatie nodig voor het verkrijgen van externe financiering waarmee hij aangeboden aandelen wilde kopen. Het was aan de voorzieningenrechter om te oordelen of de aandeelhouder recht had op deze informatie.

Delen:

foto: Depositphotos-vlastas

Holding BV (hierna: Holding) heeft drie aandeelhouders met ieder 33 procent van het stemgerechtigd kapitaal, te weten: BV 1, BV 2 en BV 3. Alle drie de aandeelhouders zijn ook statutair bestuurder in Holding. Holding en haar werkmaatschappijen houden zich bezig met het organiseren van muziekfestivals. De samenwerking tussen de aandeelhouders-bestuurders loopt aanvankelijk voorspoedig. Enige tijd later ontstaat er frictie. Na een aantal ontwikkelingen treden BV 2 en BV 3 terug als bestuurder. BV 1 is vanaf dat moment enig bestuurder van Holding. Aandeelhouder BV 2 besluit hierop de lier aan de wilgen te hangen en zijn aandelen te verkopen.

De statutaire aanbiedingsregeling van Holding bepaalt dat de aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen, deze aan alle aandeelhouders moet aanbieden. De regeling werkt zo dat als BV 1 en BV 3 beide belangstelling hebben, zij ieder de helft kunnen kopen van de aangeboden aandelen. BV 1 is voornemens de aandelen te kopen. BV 3 wil niet achterblijven, hij wil als minderheidsaandeelhouder niet naar de pijpen van BV 1 dansen. De aandeelhouders benaderen een valuator om de aandelen Holding te waarderen.

BV 3 klaagt dat BV 1 als statutair bestuurder van Holding een informatievoorsprong heeft. Hij eist financiële informatie over Holding die verder gaat dan de al tot stand gekomen jaarrekeningen. BV 3 stelt deze informatie nodig te hebben om externe financiering te krijgen voor de koop van de aangeboden aandelen. Op haar beurt stelt BV 1 dat BV 3 niet over de middelen beschikt om de aandelen te kunnen kopen. Het informatieverzoek zou onderdeel zijn van een strategie om een aandelentransactie tussen haar en BV 2 te frustreren.

De voorzieningenrechter constateert dat Holding op grond van haar statuten geen plicht heeft om aandeelhouder BV 3 buiten de algemene vergadering om de bedoelde informatie te verschaffen (ECLI:NL:RBDHA:2022:3129). De voorzieningenrechter overweegt echter ook dat het niet vaststaat dat BV 3 niet in staat is de aandelenkoop te financieren (met behulp van vreemd vermogen). De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) aandeelhouder BV 3 om de bedoelde informatie mag verlangen. 

Het oordeel van de voorzieningenrechter staat haaks op de ASMI-uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BM0976). De Hoge Raad overweegt namelijk dat aandeelhouders buiten de algemene vergadering geen recht hebben op door hen afzonderlijk verlangde informatie. De uitspraak van de voorzieningenrechter sluit wel aan bij de lijn die de Ondernemingskamer kiest in dit soort zaken, zoals recent in ECLI:NL:GHAMS:2021:2692. Uit deze rechtspraak volgt dat de vennootschap op grond van art. 2:8 BW zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. Voor (het bestuur van) de vennootschap geldt hierbij een bijzondere zorgplicht wanneer in een besloten verhouding slechts een van de aandeelhouders ook bestuurder is. Dit is een opvatting van het recht die aandeelhouder BV 3 ongetwijfeld als muziek in de oren klinkt.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven